Op grond van de Pensioenwet is een onvoorwaardelijke indexatie onderdeel van de pensioenaanspraak. Dit in tegenstelling tot een voorwaardelijke indexatie. Dat blijkt uit de definitie van een pensioenaanspraak in artikel 1 Pensioenwet.
Artikel 20 Pensioenwet bepaalt dat door de wijziging van een pensioenovereenkomst de tot het tijdstip van de wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet worden gewijzigd, behalve in geval van collectieve waardeoverdracht of korting op grond van artikel 134 Pensioenwet.
Uitspraak Hof
Hof Den Haag heeft op 21 januari 2020 geoordeeld dat in dit geval de wijziging in strijd is met artikel 20 Pensioenwet en dat een onvoorwaardelijk recht op indexatie over de tot het tijdstip van wijziging opgebouwde aanspraken niet zonder instemming van de werknemer kan worden gewijzigd in een voorwaardelijk recht op indexatie. De uitleg van het Hof is daarmee in lijn met de Pensioenwet.
Geen onderscheid
De minister deelt de analyse niet dat het Hof hier een onderscheid maakt tussen pensioen dat is opgebouwd bij een verzekeraar of bij een pensioenfonds. Wel oordeelt het Hof dat in deze specifieke zaak de verzekeraar het recht op onvoorwaardelijke indexatie in strijd met artikel 20 Pensioenwet heeft gewijzigd zonder instemming van de deelnemer. Het pensioenfonds heeft volgens het Hof niet in strijd met de wet of contractuele verplichtingen gehandeld.
Geen nieuwe gevolgen
De inschatting van Koolmees is dat de uitspraak van het Hof in deze zaak geen nieuwe gevolgen aan het licht brengt voor het invaren van bestaande pensioenaanspraken en –rechten naar het nieuwe pensioencontract. Het is echter voor te stellen dat de zaak nog aan de Hoge Raad wordt voorgelegd. Dit kan tot andere inzichten leiden.
Wijziging pensioenovereenkomst
Wijziging van de pensioenovereenkomst is een oplossing die op langere termijn ervoor kan zorgen dat de financiële situatie van een pensioenfonds verbetert. Of en hoe de financiële situatie verandert, is afhankelijk van de inhoud van de pensioenovereenkomst.
Zwaarwichtig belang
In de Pensioenwet is in artikel 19 bepaald dat een werkgever de pensioenovereenkomst alleen kan wijzigen zonder instemming van de werknemer, indien deze wijzigingsbevoegdheid in de pensioenovereenkomst is opgenomen en sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
In artikel 19 Pensioenwet gaat het om wijzigen van pensioenaanspraken naar de toekomst toe, artikel 20 Pensioenwet betreft de bescherming van wijzigen van pensioenaanspraken uit het verleden.
Artikel 134 van de Pensioenwet geeft een pensioenfonds bijvoorbeeld in een uiterst geval de mogelijkheid om de verworven aanspraken en pensioenrechten te verminderen. Alle overige sturingsmaatregelen uit het herstelplan moeten dan al (tevergeefs) zijn ingezet.
De Pensioenwet biedt een grond om pensioenaanspraken op basis van de artikelen 19 en 20 te wijzigen, maar daarbij moeten wel de juiste procedures en voorwaarden gevolgd worden. Als dat niet zo is, kan een wijziging in strijd zijn met de wet.
Bescherming aanspraken
In de uitwerking van het pensioenakkoord is de bescherming van de bestaande pensioenaanspraken en – rechten een aandachtspunt. Nadere informatie volgt in de hoofdlijnennotitie die voor de zomer naar de Tweede Kamer wordt toegestuurd.