De stagiair stelt dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan en de school hem het verschuldigde loon moet betalen over de door hem in de periode van januari 2015 tot en met juni 2015 gewerkte uren overeenkomstig de CAO Voortgezet Onderwijs. Hij voert aan dat hij stelselmatig zelfstandig les heeft gegeven en verder dat sprake is geweest van rechtsongelijkheid omdat een collega die, evenals hij, ook een stageovereenkomst had werd betaald voor dezelfde werkzaamheden.
De kantonrechter heeft overwogen dat er onvoldoende grond is om het bestaan van een arbeidsrelatie aan te nemen, en verder dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat.
Zelfstandig lesgegeven
De stagiair gaat in hoger beroep. Volgens hem zijn partijen een praktijkleerovereenkomst aangehaald en is wel degelijk sprake geweest van een arbeidsovereenkomst. Hij heeft naar zijn zeggen slechts vijf van de 149 door hem gegeven lesuren begeleiding gehad zodat de nadruk niet heeft gelegen op het verwerven van competenties. Een student-stagiaire mag onder geen beding zelfstandig lesgeven, maar moet slechts ‘boven het rooster’ worden ingezet. Nu hij wel was ingeroosterd en grotendeels zelfstandig heeft lesgegeven, is volgens de man sprake geweest van een arbeidsovereenkomst, ongeacht de door partijen gebezigde benaming. De school stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst.
Alle omstandigheden
Het hof overweegt dat bij de toetsing of een rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor een arbeidsovereenkomst acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien.
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan in bepaalde situaties naast een stageovereenkomst ook sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Bij de beoordeling of dat het geval is heeft als maatstaf te gelden dat de werkzaamheden van de stagiair naar de bedoeling van partijen niet zozeer zijn gericht op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring van de stagiair, dat van een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt voor de andere arbeid te verrichten kan worden gesproken. Daaruit volgt dat het erop aankomt of het verrichten van de werkzaamheden van de stagiair al dan niet in overwegende mate in het belang is van de opleiding die deze volgt (vgl. Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3019).
Het hof houdt rekening met de volgende, door de school al aangevoerde, deels uit de overeenkomst voortvloeiende, en door de stagiair niet of onvoldoende betwiste omstandigheden:
- de stage was een verplicht onderdeel van de lerarenopleiding die de stagiair volgde;
- de stagiair verkreeg studiepunten voor het verrichten van de stage;
- het functioneren van de stagiair gedurende de stage werd (ook) beoordeeld door de opleider;
- het doel van de stage was het opdoen van praktijkervaring en het vergroten van de eigen kennis;
- de stagiair werd gedurende de stage begeleid door een aantal medewerkers van de school;
- de stagiair werd bij de stage ook begeleid door de opleider en hij kon zich wenden tot een door de opleider aangewezen onderwijsbegeleider.
Geen arbeidsovereenkomst
Het hof komt op grond van een en ander tot het oordeel dat uit de door de stagiair aangevoerde feiten en omstandigheden niet volgt dat aan de voorwaarden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst is voldaan. De bij de school verrichte werkzaamheden zijn in overwegende mate in het belang geweest van de opleiding die hij volgde en wettigen niet de conclusie dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan.
De collega bevond zich kennelijk ook in een andere, latere fase van de opleiding tot leraar. Een en ander betekent dat geen sprake is van een gelijk geval, zodat de stagiair alleen al hierom geen beroep toekomt op het gelijkheidsbeginsel.
De stagiair voert in hoger beroep subsidiair aan dat de school, omdat sprake is geweest van (te) weinig begeleiding, tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de stageovereenkomst en dat zij aldus de schade die hij daardoor heeft geleden moet vergoeden.
Het hof is van oordeel dat de stagiair onvoldoende heeft toegelicht dat en waarom een gebrekkige begeleiding door de school tot de onvoldoende beoordeling van zijn stage heeft geleid.
De grieven falen. Het hof bekrachtigt het oordeel van de rechtbank.
Uitspraak Hof Amsterdam, 5 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3971