Deze prejudiciële vragen zijn gesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad uit 2018 over de gedeeltelijke transitievergoeding.
Structurele en substantiële vermindering
De Hoge Raad oordeelde op 14 september 2018 dat recht bestaat op een gedeeltelijke transitievergoeding indien sprake is van een structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur, omdat de werknemer anders, in geval van een latere algehele beëindiging van het dienstverband, een deel van zijn transitievergoeding zou mislopen.
Hof Amsterdam heeft in een uitspraak op 15 oktober 2019 prejudiciële vragen gesteld op grond van een rechtszaak die voor dit gerechtshof speelde. Bestaat bij een salarisvermindering door functiewijziging ook recht op een gedeeltelijke transitievergoeding?
Wat is de situatie?
In de zaak van Hof Amsterdam was het volgende aan de hand:
De werkneemster is vanaf 4 januari 2002 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als lerares werkzaam geweest bij werkgever met werktijdfactor 1,0.
Op 17 januari 2013 is werkneemster ziek uitgevallen.
Op 22 juni 2015 is werkneemster door het UWV voor 48,49% arbeidsongeschikt bevonden. Daarbij is geoordeeld dat werkneemster ongeschikt was voor het eigen werk en dat herstel hiervoor niet te verwachten was, maar dat er bij de werkgever herplaatsingsmogelijkheden waren en dat deze waren benut.
Op 13 juli 2015 is een akte van ontslag aan werkneemster verleend. Hierin staat dat werkneemster met ingang van 1 augustus 2015 ontslag werd verleend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
Op 13 juli 2015 is ook een akte van benoeming aan werkneemster verleend. Vanaf 1 augustus 2015 is werkneemster voor onbepaalde tijd benoemd tot onderwijsassistent. De werktijdfactor bij deze functie bedraagt 0,8 en het loon bedraagt € 1.706,40 bruto per maand, exclusief emolumenten. Voordien verdiende werkneemster een salaris van € 3.313 bruto per maand, exclusief emolumenten.
Arbeidsovereenkomst deels beëindigd
De werkneemster heeft verzocht om de werkgever te veroordelen tot betaling aan werkneemster van de transitievergoeding van € 51.135,14 bruto, subsidiair € 10.227,03 bruto (voor de werktijdfactor 0,2).
De werkgever wijst het verzoek van de werkneemster af.
Bij beschikking van 5 januari 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is beëindigd maar feitelijk is voortgezet onder gewijzigde voorwaarden, zodat werkneemster geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding.
Wat zegt werkneemster?
Werkneemster heeft in hoger beroep grieven tegen deze beschikking aangevoerd. Het hoger beroep is erop gericht dat haar verzoek alsnog wordt toegewezen.
Het gaat in dit geding om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen (gedeeltelijk) is beëindigd.
Werkneemster heeft aangevoerd dat vanwege de functiewijziging van leraar naar onderwijsassistent en daarmee een substantiële en structurele uren- en salarisvermindering (een niveau van vijf salarisschalen) werkneemster recht op de volledige transitievergoeding, althans de transitievergoeding die is gerelateerd aan de urenvermindering van twintig procent, daarbij uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond. Werkneemster heeft hiertoe verwezen naar de beschikking van 14 september 2018 van de Hoge Raad.
Gedeeltelijke transitievergoeding
Het hof heeft in een tussenbeschikking geoordeeld dat – gelet op het oordeel van de Hoge Raad – sprake is van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Partijen zijn door omstandigheden gedwongen – de blijvende arbeidsongeschiktheid van werkneemster – overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van werkneemster met twintig procent.
Dit betekent dat werkneemster in ieder geval recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding van
€ 10.227,03 bruto in verband met de vermindering van de arbeidstijd met twintig procent. Dat bedrag evenals de wettelijke rente daarover is toewijsbaar.
Salarisvermindering door functiewijziging
In deze zaak speelt nu nog de vraag of door de substantiële en structurele salarisvermindering als gevolg van de functiewijziging van werkneemster op dat punt eveneens van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan worden gesproken. Deze vraag beantwoordt werkneemster bevestigend en werkgever ontkennend.
Slapende dienstverbanden
De werkgever heeft betoogd dat deze situatie kan worden vergeleken met slapende dienstverbanden ten aanzien van werknemers die (meer dan) twee jaar ziek zijn en waarbij (ook) onzeker is of er in de toekomst een transitievergoeding zal worden uitgekeerd.
Soortgelijke gevallen
Het gaat hier om een rechtsvraag die rechtstreeks van belang is voor de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet. Vóór de uitspraak van de Hoge Raad werd er immers van uitgegaan dat een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk was en speelde de vraag of een werknemer recht had op de (gedeeltelijke) transitievergoeding niet. Over deze vraag kan verschillend worden gedacht. Daarom wil het hof prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad.
Prejudiciële vragen
De Hoge Raad heeft op 14 september 2018 geoordeeld (Kolom-beschikking) dat recht bestaat op een gedeeltelijke transitievergoeding indien sprake is van een structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur, omdat de werknemer anders, in geval van een latere algehele beëindiging van het dienstverband, een deel van zijn transitievergoeding zou mislopen.
Het hof stelt de volgende prejudiciële vragen:
- Moet met een vermindering van de arbeidsduur gelijkgesteld worden een vermindering van het salaris als gevolg van een functiewijziging? Bestaat in dat geval ook recht op een transitievergoeding naar evenredigheid van de salarisvermindering?
- Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: gelden voor een dergelijke functiewijziging dezelfde eisen als genoemd in r.o. 3.5.5 van de Kolom-beschikking?
- Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: geldt dan ook dat het moet gaan om een substantiële en structurele salarisvermindering? Ofwel: moet het gaan om een vermindering van tenminste twintig procent die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn?
- Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: als sprake is van een vermindering van arbeidsduur én van salaris, hoe moet in dat geval dan de transitievergoeding worden berekend?
In r.o. 3.5.5 staat het volgende:
“In die gevallen kan worden gesproken van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht of in het gegeven geval de vermindering van de arbeidsduur heeft plaatsgevonden in de vorm van (i) een gedeeltelijke beëindiging, (ii) een algeheel ontslag gevolgd door een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst dan wel (iii) aanpassing van de arbeidsovereenkomst. Op grond van de gedeeltelijke beëindiging bestaat in de hier bedoelde gevallen aanspraak op gedeeltelijke transitievergoeding.”
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Het geding wordt geschorst totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.
Prejudiciële vragen gerechtshof Amsterdam 15 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3717