In beroep kan UWV geen nadere tekortkomingen meer aan zijn besluit ten grondslag leggen, omdat de werkgever die tekortkomingen niet meer kan herstellen. Dit is in strijd met het reparatoire karakter van de loonsanctie. De rechtbank verklaart het beroep tegen de opgelegde loonsanctie gegrond en vernietigt de opgelegde loonsanctie.
Wat is de situatie?
Werkneemster heeft gewerkt als pedagogisch medewerker voor 34 uur per week, in dienst van de werkgever. Zij heeft zich op 14 maart 2016 ziek gemeld in verband met medische klachten.
Werkneemster heeft op 18 december 2017 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
UWV heeft een loondoorbetalingsverplichting (loonsanctie) opgelegd van 52 weken, omdat de re-integratie-inspanningen van de werkgever in spoor 1 en spoor 2 onvoldoende zijn geweest.
Wat zegt de arbeidsdeskundige?
Een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ligt aan het besluit ten grondslag. Daarin staat dat de werkgever er ten onrechte van is uitgegaan dat de functies die de werkgever in het kader van spoor 1 heeft onderzocht niet passend zijn vanwege de werkdruk, deadlines en verstoringen.
Het traject dat de werkgever in het kader van spoor 2 heeft gevolgd vindt de arbeidsdeskundige niet adequaat. Werkneemster is een standaardtraject aangeboden en ze heeft maar in 9 van de lijst van 45 sollicitatieactiviteiten daadwerkelijk actie ondernomen.
Gezien haar eenzijdige langdurige werkervaring bij dezelfde werkgever en haar specifieke opleidingsachtergrond heeft de arbeidsdeskundige dit traject niet adequaat geacht. Werkneemster heeft geen werkervaring en opleiding voor de functies waarop zij heeft gereageerd. De betrokken coach had hiervoor maatwerk moeten leveren, maar heeft dit nagelaten.
Wat vindt de werkgever?
De werkgever vindt dat UWV ten onrechte een nieuwe grondslag heeft toegevoegd aan het primaire besluit. Hij wijst erop dat de primaire arbeidsdeskundige concludeert dat de werkgever de re-integratiemogelijkheden in spoor 1 niet heeft onderzocht en dat werkneemster niet heeft gesolliciteerd.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep schrijft vervolgens in zijn rapport dat de werkgever onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de re-integratie mogelijkheden in spoor 1 en dat het aangeboden traject in spoor 2 niet adequaat is omdat een standaardtraject is aangeboden.
Volgens de werkgever is in bezwaar voldoende onderbouwd dat re-integratie in spoor 1 niet mogelijk was.
Wat zegt de rechtbank?
De rechtbank is het op dit punt met de werkgever eens. Uit het overzicht van de functies dat is ingebracht in bezwaar en in beroep blijkt dat de werkgever een aantal functies heeft onderzocht op passendheid.
Voor twee functies had werkneemster niet het juiste opleidingsniveau en voor drie functies ontbraken vacatures.
Eén functie overschrijdt de belastbaarheid van werkneemster. ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. De reden dat de werkgever de functies niet passend vindt is dus niet gelegen in een overschrijding van de belasting ten aanzien van werkdruk, deadlines of verstoringen
De werkgever voert aan dat het aangeboden traject in spoor 2 adequaat was. Er is een traject van een extern re-integratiebedrijf gevolgd en dat biedt wel degelijk maatwerk. De coach heeft een persoonsprofiel opgesteld.
De werkneemster heeft frequent sollicitatieactiviteiten verricht en werkervaringsplekken gezocht onder begeleiding van de coach.
Aan de werkneemster is ook de mogelijkheid geboden intern werkervaring op te doen met ondersteunende administratieve werkzaamheden.
Voldoende inspanningen
De rechtbank is het met de werkgever eens dat de re-integratie inspanningen in spoor 2 voldoende zijn geweest.
Ten aanzien van de sollicitatielijst heeft de werkgever verklaard dat bij al deze vacatures concreet actie is ondernomen. Bij een deel van de functies is ook gevraagd naar een werkervaringsplek om ook extern werkervaring op te kunnen doen. Op die manier zou werkneemster via een werkervaringsplek kunnen instromen op de betreffende functies. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
Daarmee is genoeg ondernomen om het gebrek aan relevante werkervaring van de werkneemster in de functies van receptioniste en administratief medewerkster te compenseren. Anders dan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is de rechtbank dus van oordeel dat de werkgever met het inschakelen van een re-integratiebureau voldoende inspanningen heeft verricht in spoor 2.
Omdat UWV zowel de tekortkomingen in spoor 1 als de tekortkomingen in spoor 2 onvoldoende heeft gemotiveerd, is er in geen deugdelijke grondslag voor het opleggen van een loonsanctie opgenomen.
In de beroepsfase heeft UWV meer redenen aangevoerd waarom de re-integratie-inspanningen van de werkgever in spoor 1 onvoldoende zijn, onder meer omdat eiseres niet gekeken heeft naar de taken die de werkneemster kan uitoefenen en het passend maken van functies, maar dat ze zich alleen gericht heeft op de bestaande functies en vacatures op dat moment.
Geen hersteltijd
Hoewel de rechtbank het met UWV eens is dat de re-integratie-inspanningen zich niet mogen beperken tot de functies die op dat moment beschikbaar zijn, kan dit niet leiden tot het in stand laten van de rechtsgevolgen. Het reparatoire karakter van de loonsanctie brengt namelijk met zich dat de werkgever in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn tekortkomingen te herstellen.
Door pas in beroep de tekortkomingen te benoemen waarop de loonsanctie had kunnen worden gebaseerd, heeft de werkgever geen kans meer gehad deze gebreken te herstellen. De nadere motivering van UWV is dan ook in strijd met het reparatoire karakter van de loonsanctie.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 4 november 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5184