De wil van partijen was niet gericht op het aangaan van een arbeidsovereenkomst, zo oordeelt het Hof. Volgens de Inspecteur was gezag aanwezig vanwege het grote belang van de werkzaamheden. Het Hof vond van niet, ook al had de opdrachtnemer een belangrijke rol en moest hij zich ‘in zekere zin’ houden aan aanwijzingen.
Aanleiding voor de procedure was een naheffingsaanslag loonheffingen van € 4.729. De aanslag was opgelegd omdat de Inspecteur vond dat er een dienstbetrekking bestond tussen een zeefdrukker en zijn opdrachtgever, een winkelinrichter.
Voorheen had de winkelinrichter een eigenzeefdrukker in vaste loondienst maar die raakte op een gegeven moment arbeidsongeschikt en kwam niet meer terug. Vanwege een capaciteitsprobleem werd de zeefdrukker ingehuurd.
Was de opdrachtnemer in dienst bij de winkelinrichter?
Is sprake van de volgende drie elementen:
- Verplichting van de opdrachtgever om loon te betalen;
- Verplichting van de opdrachtnemer om persoonlijk de arbeid te verrichten;
- Gezagsverhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.
Aan de eerste twee voorwaarden wordt zonder meer voldaan. Er is een uurloon afgesproken die betrokkene aan de opdrachtgever factureert.
Uit het gesprek met de opdrachtgever is gebleken dat betrokkene de arbeid altijd zelf heeft verricht en dat hij zich nog nooit heeft laten vervangen. Het is overigens niet aannemelijk dat vervanging door een willekeurige derde, gezien de specialistische werkzaamheden, mogelijk is.
De verplichting tot het betalen van loon en het persoonlijk verrichten van de arbeid zijn hiermee aangetoond.
Werkgeversgezag
Is sprake van werkgeversgezag?
Voorop moet gesteld worden dat voor het aannemen van werkgeversgezag niet wordt vereist dat daadwerkelijk opdrachten en aanwijzingen gedurende het werk worden gegeven. Het feit in voorkomende gevallen aanwijzingen te kunnen geven en de betrokkene die daaraan moet voldoen is al voldoende om een gezagsverhouding aanwezig te achten.
De uit te voeren werkzaamheden worden vooraf besproken na uitleg door de opdrachtgever aan betrokkene, waarna de werkzaamheden op de machine en met de gereedschappen van de opdrachtgever worden uitgevoerd.
Volgens de Inspecteur is een gezagsverhouding aanwezig. Daarmee is sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, aldus de Inspecteur.
Wat zegt de rechtbank?
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat opdrachtgever en opdrachtnemer een mondelinge overeenkomst met elkaar zijn aangegaan op grond waarvan de opdrachtnemer verplicht was tot het verrichten van persoonlijke arbeid. De man was immers ingehuurd vanwege zijn specifieke kwaliteiten als zeefdrukker.
Ook acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat sprake was van een gezagsverhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De opdrachtgever was bevoegd de opdrachtnemer bindende aanwijzingen te geven over het te verrichten werk. Dat opdrachtgever en opdrachtnemer al jaren samenwerkten en dat de gezagsverhouding hierdoor wellicht niet als zodanig tot uitdrukking is gekomen, maakt dit niet anders.
Wat zegt het Hof?
De rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer is naar vorm en inhoud niet vormgegeven in een schriftelijke arbeidsovereenkomst.
Opdrachtgever en opdrachtnemer hebben begin 2011 afspraken gemaakt over het per uur te factureren bedrag voor de door de zzp’er te verrichten werkzaamheden.
Hieruit volgt dat de wil van opdrachtgever en opdrachtnemer bij het aangaan van de rechtsverhouding er niet op gericht was een dienstbetrekking aan te gaan (eerder kan hieruit worden afgeleid dat zij bijvoorbeeld een overeenkomst van opdracht voorstonden).
De directeur van de winkelinrichter verklaart ook nooit de intentie te hebben gehad om de zeefdrukker in dienst te nemen. Er is altijd afgesproken dat de man als zzp’er het werk bij zijn bedrijf uitvoert. Ook de zeefdrukker heeft bevestigd dat hij geen privaatrechtelijke dienstbetrekking aan wilde gaan.
Volgens het Hof leidt de wijze waarop opdrachtgever en opdrachtnemer uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven niet tot de conclusie dat sprake is van een dienstbetrekking.
Hetgeen door de inspecteur is aangevoerd is in het licht van de geschetste gang van zaken onvoldoende om die conclusie te rechtvaardigen. Dat de zeefdrukker een belangrijke rol had in de bedrijfsvoering van het bedrijf hij in zekere zin zich aan aanwijzingen van de winkelinrichter moest houden, brengt dit onder de geschetste (overige) omstandigheden niet mee.
Grote vrijheid
Voor die overige omstandigheden acht het Hof vooral van belang dat de opdrachtnemer een grote vrijheid had bij de uitvoering van de zeefdrukwerkzaamheden, hij vrij was om een opdracht van belanghebbende niet te accepteren (dit gebeurde ook), de man (financiële) risico’s liep als een opdracht niet naar behoren was uitgevoerd en hij vrij was om zich te laten vervangen. Dat geen sprake is geweest van daadwerkelijke vervanging maakt dit niet anders.
De overeenkomst tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer vormt niet alleen naar vorm en inhoud geen arbeidsovereenkomst, maar ook de wijze waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven leidt tot deze conclusie. De zeefdrukker verrichte zijn werkzaamheden voor de winkelinrichter niet in dienstbetrekking. Daarom is geen sprake van loon uit dienstbetrekking.
Uitspraak Hof Amsterdam, 1 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3451