De werknemer stelt dat hij aanspraak maakt op uitbetaling van 481,2 vakantie-uren die hij heeft opgebouwd en niet heeft genoten in het tijdvak van 1 januari 2016 tot 1 april 2018. De werkgever heeft erkend dat dit aantal vakantie-uren nog aan de werknemer moet worden uitbetaald. Partijen verschillen echter van mening over de wijze waarop de waarde van de vakantie-uren moet worden berekend.
Al eerder is geoordeeld dat de werknemer alleen aanspraak maakt op loonsverhoging conform de cao. Deze loonsverhoging wordt meegenomen in de berekening van de waarde van de vakantie-uren.
Gemiddelde variabele beloning
De werknemer stelt verder dat de gemiddelde variabele beloning over de drie kalenderjaren voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (gelijk aan de wijze waarop de transitievergoeding moet worden berekend) moet worden meegenomen in de berekening van de waarde van de vakantie-uren.
De werkgever heeft deze berekeningswijze betwist en aangevoerd dat over de periode waarin de nog uit te betalen vakantie-uren zijn opgebouwd (1 januari 2016 tot 1 april 2018) er geen bonussen zijn toegekend en deze dus ook niet in de berekening van de waarde van de vakantie-uren betrokken kunnen worden.
Recht op loon tijdens vakantie
Uitgangspunt is dat een werknemer tijdens vakantie niet in een nadeliger economische positie mag komen te verkeren in vergelijking met gewerkte dagen. In de (Europese en Nederlandse) rechtspraak is daarom bepaald dat een werknemer gedurende vakantie recht heeft op zijn normale loon. Daaronder valt het basisloon en alle componenten die intrinsiek samenhangen met de werkzaamheden van de werknemer en waarvoor hij een financiële compensatie ontvangt. Variabele beloning is ook een loonbestanddeel en behoort daarom tot de waarde van een vakantiedag.
Drie kalenderjaren voor einde contract
In dit geval is sprake van een wisselende omvang van de bonus, omdat de toekenning en de hoogte van de variabele beloning afhankelijk zijn van het ondernemingsresultaat en de prestaties van de werknemer. Om die reden moet een referteperiode in acht worden genomen om de (gemiddelde) waarde te bepalen van de variabele beloning als loonbestanddeel. De kantonrechter zoekt hierbij, net zoals de werknemer, aansluiting bij de termijn van drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt.
Het gaat hier om de toegekende bonussen in 2015 (bonusjaar 2014) en 2016 (bonusjaar 2015).
De bonus over 2014 bedraagt: € 10.375,82 netto (€ 24.292,56 bruto).
De bonus over 2015 bedraagt: € 6.734,66 bruto (€ 6.734,66 netto).
Maandloon plus 1/36 bonussen
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om aan de werknemer te betalen de waarde van 481,2 vakantie-uren, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2018 en bepaalt dat de waarde van de vakantie-uren wordt berekend door het vaste maandloon van de werknemer van € 12.259,62 bruto te vermeerderen met een variabele beloning van 1/36 van de som van € 10.375,82 bruto + € 24.292,56 bruto + € 6.734,66 bruto + € 6.734,66 netto.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 10 juli 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3228