Een toelichting op de budgettaire gevolgen van de verschillende maatregelen uit het Belastingplan 2023 wordt gegeven. Een van de maatregelen is de verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding.
Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding
De huidige onbelaste reiskostenvergoeding in de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet inkomstenbelasting 2001 bedraagt maximaal € 0,19 per kilometer.
Voorstel is de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 te verhogen tot € 0,21 per kilometer en per 1 januari 2024 verder te verhogen naar € 0,22 per kilometer. Deze bedragen gelden voor zakelijke reiskosten, met inbegrip van de kosten van woon-werkverkeer.
Voor de kosten van openbaar vervoer mogen, net als nu het geval is, de werkelijke kosten worden vergoed.
De verhoging van het forfait van € 0,19 per kilometer geldt ook voor de reiskosten van IB-ondernemers en resultaatgenieters. Ook de andere forfaits van € 0,19 per kilometer worden verhoogd.
Het gaat om:
- de aftrek specifieke zorgkosten voor reiskosten ziekenbezoek;
- de kilometervergoeding voor weekenduitgaven gehandicapten;
- de giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.
Onbelaste reiskostenvergoeding per 2023 naar 0,21 euro per kilometer
Tabel 3: Budgettaire effecten maatregel
Bedragen in mln. euro, ‘+’ = saldoverbeterend/lastenverzwarend
2023 | 2024 | Struc | Struc in | |
Verhogen onbelaste reiskostenvergoeding met € 0,02 in 2023 en €0,03 vanaf 2024 | -218 | -327 | -327 | 2024 |
Vijf situaties
Er zijn 5 verschillende situaties te onderscheiden waarop de verhoging van de maximale onbelaste reiskostenvergoeding invloed heeft:
- werknemers woon-werkverkeer;
- werknemers dienstreizen;
- werknemers cafetarisering;
- zelfstandigen woon-werkverkeer; en
- zelfstandigen dienstreizen.
De budgettaire gevolgen van verhoging zijn geraamd door voor deze 5 doelgroepen het product van diverse factoren te berekenen volgens de volgende formule (die iets kan afwijken per doelgroep):
arbeidsjaren * % dat reist voor werk * % met kilometervergoeding * aantal werkbare dagen * aantal woon-werkkilometers per dag * % werkgevers dat reiskostenvergoeding verhoogt * marginaal tarief * verhoging per kilometer.
Werknemers & zelfstandigen (situatie 1 t/m 5)
De factor arbeidsjaren in de formule is bepaald op basis van CBS-data. Door deeltijd- en voltijdbanen om te rekenen naar arbeidsjaren wordt rekening gehouden met parttimebanen.
Er is vanuit gegaan dat een jaar 214 werkbare dagen telt, hetzelfde aantal als ook wordt aangehouden voor de regeling voor een vaste reiskostenvergoeding.
Het gebruikte marginaal tarief bedraagt 49,07%6 voor werknemers en 27,6%7 voor zelfstandigen.
Op basis van het een onderzoek van Motivaction naar het reisgedrag van werknemers en het gebruik van de reiskostenvergoeding is het gemiddeld aantal reiskilometers per dag berekend voor werkenden, zelfstandigen en voor woon-werkverkeer en dienstreizen.
Onderzoek naar gebruik onbelaste reiskostenvergoeding – € 0,21 per 2023
Werknemers (situatie 1 t/m 3)
Het percentage werknemers dat reist voor werk is geschat op basis van het onderzoek van Motivaction. 92% van de werknemers reist voor woon-werkverkeer en 36% maakt dienstreizen. De enquête van Motivaction is ook de bron voor het bepalen van het percentage dat een kilometervergoeding krijgt op basis van een bedrag per kilometer: 56%.
Dienstreizen en cafetariaregeling
Voor dienstreizen wordt in 33% van de gevallen een reiskostenvergoeding op basis van kilometers geboden door werkgevers. Ten aanzien van de mogelijkheid tot cafetarisering blijkt uit de enquête dat afgerond 13% van de werknemers nu gebruikmaakt van een cafetariaregeling voor reiskosten of dat waarschijnlijk zal doen na verhoging.
73% verhoogt vergoeding
Tot slot is geraamd hoeveel procent van de werkgevers naar aanleiding van de verhoging van de maximale onbelaste kilometervergoeding zal besluiten de reiskostenvergoeding voor hun werknemers te verhogen.
In het Motivaction-onderzoek is aan werkgevers gevraagd in hoeverre zij de vergoeding zullen verhogen als de maatregel wordt ingevoerd. 73% geeft aan dan de vergoeding voor werknemers zullen verhogen, 15% doet dit niet en de rest twijfelt.
Voor de raming is verondersteld dat 73% van de werkgevers de vergoeding zal verhogen. Daarbij is dus impliciet aangenomen dat de 12% die nu nog twijfelt, niet zal verhogen. Dit wordt weggestreept tegen de mogelijkheid dat een aantal werkgevers de reiskostenvergoeding wel verhoogt maar niet de volledige verhoging overneemt om zo hun kosten enigszins te beperken.
Zelfstandigen (situatie 4 en 5)
Uit de Motivaction-enquête blijkt dat 52% van de zelfstandigen een kilometervergoeding in aftrek neemt. Dit percentage betreft 52% van alle zelfstandigen, niet alleen de zelfstandigen die reizen voor werk, omdat wanneer niet wordt gereisd er ook geen kilometervergoeding in aftrek wordt genomen. De variabele “percentage dat reist voor werk” komt dus niet expliciet terug in de gebruikte formule voor zelfstandigen.
Reiskostenaftrek verhogen
Voor zelfstandigen is daarnaast het uitgangspunt dat alle zelfstandigen die nu hun reiskosten in aftrek nemen, besluiten hun reiskostenaftrek te verhogen tot het nieuwe maximale tarief per kilometer. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat deze groep minder forfaitaire reiskosten in aftrek zal nemen dan toegestaan en daarmee hun eigen belastingvoordeel beperkt.
Onzekerheden
De raming kent een aantal belangrijke onzekerheden:
- Aannames
Omdat geen aangiftegegevens beschikbaar zijn waaruit het huidige gebruik van de onbelaste reiskostenvergoeding kan worden afgeleid is de raming gebaseerd op diverse aannames. Deze zijn zoveel mogelijk onderbouwd door diverse onderzoeken maar elke aanname vergroot de onzekerheid. De belangrijkste aanname ziet op in hoeverre werkgevers besluiten om de reiskostenvergoeding voor hun werknemers te verhogen naar aanleiding van de wettelijke verhoging. Dit levert namelijk ook extra kosten op voor werkgevers. - Huidige reisgedrag
De raming is gebaseerd op het huidige reisgedrag van werknemers (juli 2022). Het is mogelijk dat het reisgedrag nog verandert in de nasleep van de coronapandemie. Het huidige reisgedrag lijkt echter een representatief beeld te geven. Het onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid dat is uitgevoerd in mei van dit jaar toont aan dat Nederlanders nu nog minder reizen dan voor de pandemie maar meer dan tijdens de pandemie. De verwachting voor het aantal werkgerelateerde verplaatsingen op de lange termijn is vergelijkbaar met de huidige situatie. - Geen gedragseffecten
Er zijn geen gedragseffecten meegenomen in de raming omdat deze naar verwachting verwaarloosbaar zijn. De maximale onbelaste reiskostenvergoeding wordt maar beperkt verhoogd, waardoor het niet waarschijnlijk is dat werkenden hun keuze voor woon- of werklocatie of reisgedrag hierdoor op de lange termijn zullen aanpassen en daardoor structureel meer reiskilometers zullen afleggen. De totale kosten voor woon-werkverkeer zijn daarnaast ook afhankelijk van andere factoren zoals brandstofprijzen.