“De rechtbank van Noord-Holland heeft een duidelijke uitspraak gedaan, die van groot belang is voor alle uitzendkrachten in Nederland. Oók uitzendkrachten hebben recht op een volledige transitievergoeding”, reageert onderhandelaar Henry Stroek van CNV Vakmensen.
Wat is de situatie?
De zaak draait om zes uitzendkrachten, die als buschauffeur in dienst waren van Workbus, in het gebied Arnhem-Nijmegen. In september 2020 raakten ze hun baan kwijt. De chauffeurs stonden toen slechts een half jaar op de loonlijst van Workbus. Het uitzendbureau dacht er makkelijk van af te komen, met een kleine transitievergoeding van enkele honderden euro’s. “Daar dachten wij heel anders over”, zegt Stroek.
Eerdere dienstjaren tellen mee
“De buschauffeurs deden datzelfde werk namelijk al veel langer, sommigen zelfs al sinds 2009, voor verschillende opeenvolgende uitzendbureaus én onderaannemers van Connexxion. Bij de berekening van de transitievergoeding moesten die dienstjaren meetellen, vonden wij. Daarom zijn we een rechtszaak gestart. Oók om voor eens en altijd aan de uitzendbranche duidelijk te maken hoe het zou moeten.”
Recht op hogere transitievergoeding
De rechtbank van Noord-Holland heeft de chauffeurs nu gelijk gegeven. Ze hebben recht op een veel hogere transitievergoeding. De brutobedragen variëren tussen 8.398 en 11.111 euro (in totaal 58.781 euro bruto).
Het maakt niet uit dat Workbus de chauffeurs in maart 2020 heeft overgenomen van het failliete vervoersbedrijf TCR (onderaannemer van Connexxion).
In de beschikking schrijft de rechtbank:
“Volgens de wet moet rekening gehouden worden met de diensttijd bij vorige werkgevers, omdat de buschauffeurs bij die werkgevers dezelfde werkzaamheden hebben verricht. Dat Workbus de buschauffeurs heeft overgenomen van een failliete werkgever, maakt niet uit.”
Volgens Stroek is de uitspraak een opsteker voor uitzendkrachten in Nederland.