De man legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Hij heeft als nabestaande en enig erfgenaam van zijn vader recht op uitbetaling van het niet-betaalde bedrag van de eindafrekening en het openstaande vakantiedagensaldo. Aangezien de werkgever ondanks het verzoek geen vakantieadministratie heeft verstrekt, gaat de erfgenaam ervan uit dat er sinds 2020 geen vakantiedagen zijn opgenomen. Hij vordert daarnaast 50% wettelijke verhoging en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Hoewel in de dagvaarding ook een overlijdensuitkering is gevorderd heeft de erfgenaam deze vordering op de mondelinge behandeling ingetrokken.
‘Niets meer verschuldigd’
De werkgever voert aan dat hij niets meer aan de erfgenaam verschuldigd is. De werkgever erkent dat van de opgestelde eindafrekening een bedrag van € 765,69 niet is betaald. Hij stelt dat dit is verrekend met de mobiele telefoon die hij jarenlang kosteloos aan de erflater ter beschikking heeft gesteld en die nu nog steeds in het bezit van hem is.
Verder komt de erfgenaam niet in aanmerking voor een overlijdensuitkering en zijn er geen openstaande vakantiedagen (negatief saldo). Tot slot verzet de werkgever zich tegen de gevorderde wettelijke verhoging.
De erfgenaam heeft onbetwist gesteld dat hij zijn vorderingen heeft ingesteld in de hoedanigheid van nabestaande en enig erfgenaam van de erflater.
Resterende deel eindafrekening betalen
De vordering tot betaling van het resterende deel van de eindafrekening wordt toegewezen. De werkgever betwist deze vordering niet, maar doet een beroep op verrekening met (de waarde van) de mobiele telefoon die hij destijds aan de erflater ter beschikking heeft gesteld.
Geen verrekening met mobiel
Het verrekeningsberoep slaagt niet. De tegenvordering waarmee de werkgever wil verrekenen bestaat uit vervangende schadevergoeding in plaats van afgifte van de mobiele telefoon. De werkgever heeft echter onvoldoende gesteld om deze tegenvordering te kunnen toewijzen of aanvaarden.
De erfgenaam heeft ten overstaan van de kantonrechter toegezegd dat hij de telefoon zo spoedig mogelijk na de zitting bij de werkgever zal inleveren.
Gelet op het voorgaande wordt de werkgever veroordeeld tot betaling van het niet-betaalde deel van de eindafrekening van € 765,69 netto.
Matiging wettelijke verhoging
De wettelijke verhoging en wettelijke rente over dit bedrag worden toegewezen vanaf 30 december 2024. De kantonrechter matigt de wettelijke verhoging echter wel tot 25%. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat de werkgever willens en wetens geweigerd heeft te betalen maar dat hij – volgens de kantonrechter weliswaar ten onrechte – het standpunt innam dat hij de vordering mocht verrekenen met een tegenvordering.
De wettelijke verhoging is verschuldigd over het brutoloon. Daarom is de wettelijke verhoging toewijsbaar over het bruto- equivalent van € 765,69 netto.
Uitbetaling vakantiedagen
De erfgenaam vordert uitbetaling van 65,5 vakantiedagen over de periode van 2020 tot en met 2024: 13 dagen per jaar over 2020 t/m 2023 en 13,5 dag over 2024. de erfgenaam gaat daarbij uit van het aantal vakantiedagen zoals vastgelegd in de cao voor de Banden & Wielenbranche, die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard.
‘Negatief verlofsaldo’
De werkgever heeft het aantal door de erfgenaam gestelde vakantiedagen betwist. Onder verwijzing naar een vakantiedagenoverzicht van 2023 stelt de werkgever zich op het standpunt dat het verlofsaldo negatief is, waardoor de erfgenaam niets meer te vorderen heeft.
Tegoed uitbetalen
Als een werknemer aan het einde van zijn arbeidsovereenkomst een positief vakantiedagentegoed heeft, moet de werkgever dit tegoed aan de werknemer uitbetalen.
Als de arbeidsovereenkomst is geëindigd door het overlijden van de werknemer, moeten de niet-genoten vakantiedagen worden uitbetaald aan de erfgenamen. De erfgenaam in kwestie draagt als eiser de stel- en bewijslast van het door hem gevorderde vakantiedagentegoed. Het is vervolgens aan de werkgever om het gestelde tegoed (gemotiveerd) te betwisten.
Deugdelijke verlofadministratie bijhouden
De werkgever is op grond van de wet verplicht een deugdelijke verlofadministratie bij te houden. Om die reden wordt voor de werkgever een verzwaarde motiveringsplicht aangenomen. Dit houdt in dat de werkgever de betwisting van het gestelde verlofsaldo moet onderbouwen aan de hand van een deugdelijke verlofadministratie.
Overzicht onvolledig en onjuist
De werkgever heeft een overzicht verstrekt, waarop staat dat er over 2022 64 min-uren zijn en over 2023 100 uren zijn opgebouwd en 48 uren zijn opgenomen.
De erfgenaam heeft er volgens de kantonrechter terecht op gewezen dat dit overzicht onvolledig/onjuist is:
- Er ontbreekt informatie over de op- en afbouw van vakantiedagen in de jaren 2020, 2021, 2022 en 2024.
- Er is geen rekening gehouden met de extra vrije dagen waarop de erflater vanwege zijn leeftijd recht had. Zo staat in het overzicht ten onrechte dat er over 2023 100 uren vakantie zijn opgebouwd, terwijl er op grond van de van toepassing verklaarde cao Banden en Wielenbranche aanspraak was op 104 uren per jaar (13 dagen) in de jaren 2020 tot en met 2023.
- Tot slot is geen rekening gehouden met de vakantiedagen (13,5 dag, oftewel 108 uur) die in 2024 zijn opgebouwd.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever het door de erfgenaam gestelde openstaande vakantiedagensaldo onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Dat geldt echter niet voor de 48 uren die volgens het overzicht van de werkgever zijn opgenomen in 2023. De erfgenaam heeft de opname van die dagen niet betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan uitgaat.
Vordering 59,5 dagen toegewezen
De kantonrechter wijst de vordering van de erfgenaam toe voor wat betreft 59,5 openstaande vakantiedagen (65,5 dag = 524 uren minus 48 opgenomen uren in 2023 = 476 uur = 59,5 dagen). Voor wat betreft de waarde van de vakantiedagen wordt uitgegaan van het door de werkgever gestelde bruto maandsalaris.
De werkgever heeft in zijn antwoord weliswaar opgemerkt dat de erflater eigenlijk slechts recht had op 70% loondoorbetaling tijdens ziekte, maar die stelling is gemotiveerd weersproken door de man. Daarbij is voor de waarde van een vakantiedag niet het loon tijdens ziekte maar het reguliere (100%) loon bepalend. Het toe te wijzen bedrag komt gelet op het voorgaande uit op € 6.555,22 bruto.
Wettelijke verhoging gematigd
De wettelijke verhoging en wettelijke rente over € 6.555,22 worden toegewezen zoals gevorderd, maar de kantonrechter matigt de wettelijke verhoging tot 25%. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat de werkgever willens en wetens geweigerd heeft te betalen maar dat hij – volgens de kantonrechter weliswaar ten onrechte, althans niet/onvoldoende onderbouwd – het standpunt innam dat er een negatief in plaats van positief verlofsaldo was.
Wettelijke verhoging over achterstallig salaris
Voor wat betreft de wettelijke verhoging over het achterstallig salaris oordeelt de kantonrechter als volgt. De wettelijke verhoging wegens te late betalingen van het salaris in de periode oktober 2023 tot en met juni 2024 wordt gematigd tot nihil. Daarbij laat de kantonrechter meewegen dat het in die gevallen ging om een relatief geringe vertraging in de betaling, terwijl onbekend is onder welke omstandigheden dat is gebeurd en of de erflater daar bezwaar tegen had. Dat ligt anders voor de periode daarna.
Matiging verhoging tot 25%
Het salaris over de maanden juli tot en met oktober 2024 en de vakantietoeslag, zijn pas ná tussenkomst van de toenmalige gemachtigde van de erfgenaam in het najaar van 2024, fors te laat uitbetaald op 5 november respectievelijk 8 november 2024. In deze omstandigheden van het geval (de duur van de vertraging en noodzakelijke tussenkomst van een gemachtigde) ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallige salaris van juli tot en met oktober 2024 (in totaal een bedrag van € 2.546,1710), gematigd tot 25% toe te wijzen.
Voor een hoger percentage aan wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen aanleiding, omdat het dienstverband inmiddels is geëindigd door het overlijden van de werknemer, waardoor een prikkel tot tijdige betaling niet meer aan de orde is.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 17 september 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:10626

