
Minister Van Hijum van SZW informeert over aanvullende wetgeving die noodzakelijk is om het amendement-Joseph (NSC) c.s. uitvoerbaar te maken voor de pensioensector en toezichthouders. Het amendement gaat over het mogelijk maken van inspraak op een besluit van sociale partners tot invaren. Dit gaat over het nieuwe pensioenstelsel.
Invaren, tenzij niet langer de standaard
Het amendement beoogt een aanpassing door te voeren door inspraak mogelijk te maken op een besluit van sociale partners tot invaren, via individueel bezwaar dan wel via een referendum. Hiermee verandert het uitgangspunt van de wet: “invaren, tenzij” is niet langer de standaard.
Het amendement Joseph c.s. wijzigt het wettelijk kader waarop uitvoeringspartijen sinds medio 2023 de transitie hebben ingericht. Daarom is het van belang om ook voor de aanvullende benodigde besluitvorming, de verantwoording daarover en het toezicht daarop waarborgen in de wet op te nemen. Voor uitvoeringspartijen betekent dit dat een aanzienlijk deel van het transitieproces opnieuw moet worden gedaan.
Transitieplan
In het transitieplan moeten dan nieuwe expliciete afspraken gemaakt over de transitie. De sociale partners zullen voor deze situatie keuzes moeten maken over compensatie voor afschaffing van de doorsneesystematiek en de start van de nieuwe regeling (vorming eigen vermogen, opbouw solidariteitsreserve) etc. Dit moet worden opgenomen in artikel 150d van de Pensioenwet.
Het amendement beoogt inspraak van de deelnemers in de vorm van een individueel bezwaarrecht te laten plaatsvinden.
Twee jaar nodig
De transitieperiode moet als het amendement wordt aangenomen, worden verlengd met twee jaar (rekening houdend met de doorlooptijd van een wetgevingstraject tot inwerkingtreding) plus een redelijke implementatietermijn voor uitvoeringspartijen.
Verlenging transitieperiode
Als het amendement wordt aangenomen, heeft dit materiële gevolgen voor de Pensioenwet en de door de pensioensector ingezette transitie. Voor het vormgeven van de benodigde aanvullende wetgeving, inclusief toetsing door uitvoeringspartijen, toezichthouders, advisering Raad van State en opvolgende parlementaire behandeling, is naar schatting tot circa twee jaar nodig. Dit is voor zo’n impactvolle wetswijziging een gebruikelijke doorlooptermijn. Hieruit volgt dat de verlenging van de transitieperiode, waarop het wetsvoorstel in de basis ziet, niet meer op tijd, vóór 1 januari 2027, kan plaatsvinden.
Gelet op de fundamentele wijziging die het amendement met zich meebrengt en de eerder geuite zienswijzen roept de minister de Tweede Kamer op om snel duidelijkheid te geven aan de sector. Deze duidelijkheid is in het voordeel van alle betrokkenen in deze transitie, met name voor de deelnemers.
Reactie op tweede nader gewijzigd amendement
Het tweede nader gewijzigd amendement van het lid Joseph c.s. omvat een aantal technische aanpassingen die zien op de uitvoerbaarheid van het amendement. Het beoogde doel van het amendement, namelijk de introductie van het individueel bezwaarrecht dan wel referendum bij invaren, blijft ongewijzigd.
In de reactie op het nader gewijzigd amendement Joseph c.s. is het kabinetsstandpunt uitvoerig toegelicht, onder meer over het belang om de collectiviteit van het stelsel te borgen en om de voordelen van het nieuwe stelsel zo snel mogelijk voor alle deelnemers te realiseren. Ook is hierin gewezen op de budgettaire gevolgen en risico’s. Het aangepaste amendement leidt dan ook niet tot een ander kabinetsoordeel.
Amendement verworpen
De Tweede Kamer heeft op 20 mei het amendement nipt verworpen.
Kamerbrief Reactie op tweede nader gewijzigd amendement van het lid Joseph c.s.