
De werknemer is op 1 augustus 2023 op een basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever in de functie van logistiek medewerker. Op de overeengekomen einddatum – 31 oktober 2023 – is de arbeidsovereenkomst voortgezet. In de arbeidsovereenkomst staat dat de arbeidsduur vier uren per week is, maar in de praktijk heeft de werknemer meer uren gewerkt. De cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg is van toepassing.
Ontslagbrief
Op 9 september 2024 heeft de werknemer aan de werkgever een brief overhandigd met daarin de volgende mededeling:
‘Hierbij dien ik mijn ontslag in per 9 september 2024 en wil ik mijn arbeidsovereenkomst beëindigen.’
De werknemer heeft daarna niet meer voor de werkgever gewerkt.
Negatief loon
Op de loonstrook van 26 september 2024 heeft de werkgever de volgende bedragen ingehouden op het brutoloon:
- uitbetaalde vakantie-uren € 654,72
- inhouding gereedschap € 221,25
- schadevergoeding in verband met opzegtermijn € 1.023,43
- inhouding studiekosten € 195.
Volgens de werkgever resteert een “negatief loon” van € 1.975,82.
Per direct opgezegd
De kantonrechter leidt uit de brief van 9 september 2024 af dat de werknemer daarmee heeft beoogd de arbeidsovereenkomst per direct op te zeggen. De stelling dat sprake was van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang in onderling overleg dan wel dat de werkgever heeft ingestemd met het niet in acht nemen van de opzegtermijn, heeft de werkgever gemotiveerd weersproken.
De werknemer heeft geen specifiek bewijs aangeboden van zijn stelling dat sprake was van een directe beëindiging in onderling overleg/een akkoord met het niet in acht nemen van de opzegtermijn, wat wel op zijn weg lag.
Vergoeding voor onregelmatige opzegging
De kantonrechter gaat ervan uit dat de werknemer de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd.
De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De arbeidsovereenkomst zou bij regelmatige opzegging hebben geduurd tot 1 november 2024.
De vergoeding is dan ook gelijk aan het loon dat de werknemer zou hebben gekregen van 9 september 2024 tot 1 november 2024. De werkgever heeft deze vergoeding beperkt tot € 1.941 bruto. Dit bedrag zal de kantonrechter toewijzen.
Negatief verlofsaldo
De kantonrechter overweegt dat de werkgever verplicht is administratie bij te houden van de door de werknemer genoten vakantiedagen. Het door de werkgever gestelde negatieve verlofsaldo heeft hij onderbouwd met een overzicht van data waarop het aantal uren dat de werknemer per dag zou hebben opgenomen niet is gespecificeerd en op welk overzicht bovendien een tweetal wettelijke feestdagen voorkomen.
De kantonrechter oordeelt dat dit overzicht niet beschouwd kan worden als een behoorlijke administratie van het opgenomen verlof. Daarmee heeft de werkgever niet voldaan aan zijn verplichtingen op dat punt en de kantonrechter wijst het verzoek tot betaling van € 654,72 aan te veel opgenomen verlof dan ook af.
Inhouding loon vanwege boor en lader
De werknemer heeft € 369 van de werkgever gevorderd omdat dit bedrag op het loon van januari 2024 is ingehouden vanwege de vervanging van gereedschap. Volgens de werknemer is dit onterecht. Dit gereedschap – een boor met lader – is volgens hem immers gestolen.
Volgens de werkgever is de inhouding wel terecht omdat de werknemer een boormachine en de daarbij behorende lader heeft achtergelaten bij een klant.
Geen opzet of bewuste roekeloosheid
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever de kosten voor de boormachine en de lader niet had mogen inhouden op het nettoloon. De werkgever heeft immers niet aangetoond dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer. De werkgever moet de werknemer dan ook € 369 moeten betalen.
Erkenning verschuldigd loon
De werkgever erkent dat hij € 342,65 netto te weinig loon heeft betaald ( de werkgever heeft dit bedrag naar hele euro’s naar beneden afgerond). Dit bedrag is daarom toewijsbaar.
Loonsverhoging cao
Volgens de werknemer heeft de werkgever geen rekening gehouden met een loonsverhoging ingevolge de cao van 4% per 1 januari 2024 en een verhoging van 2% per 1 juli 2024. Hij had daarom vanaf 1 januari 2024 een uurloon van 13,27 (in plaats van € 12,40) moeten ontvangen. Uit de berekeningen van de werknemer blijkt dat hij over de periode januari tot en met augustus 2024 € 971,83 bruto te weinig heeft ontvangen.
De werkgever stelt dat de werknemer niet in het bezit was van enig diploma, zodat hij ingevolge artikel 20 van de cao slechts recht had op het minimumloon.
Ingeschaald in loonschaal A trede 1
De werknemer heeft in reactie op deze stelling gewezen op het feit dat hij op grond van de arbeidsovereenkomst en de loonstroken is ingeschaald in loonschaal A1.
De kantonrechter stelt vast dat in de arbeidsovereenkomst in artikel 8.1 staat dat de werknemer is ingedeeld in loonschaal A trede 1. Dit is dan ook het loon dat de werkgever met de werknemer overeengekomen is. Op grond van artikel 25 van de cao bedraagt het daarbij behorende loon € 13,27.
Achterstallig loon
De werknemer heeft een berekening overgelegd van het achterstallige loon en dit bedraagt volgens de werknemer € 971,83 bruto. De werkgever heeft deze berekening niet gemotiveerd betwist. Daarom wijst de kantonrechter dit bedrag toe.
Reiskosten
De werknemer maakt op grond van artikel 39 aan van de cao aanspraak op een reiskostenvergoeding van € 0,23 per kilometer voor woon-werkverkeer (afstand van Hoensbroek naar Buchten). De werknemer heeft een berekening overgelegd van de reiskosten en deze bedragen volgens hem € 1.514,23.
De werkgever erkent dat hij geen reiskosten heeft betaald. Hij heeft een overzicht overgelegd waaruit volgt dat hij aan de werknemer € 381,59 aan reiskosten verschuldigd is. De werkgever heeft deze stelling ter zitting gewijzigd.
De werkgever stelt nu dat de werknemer 25 verlofdagen heeft opgenomen en 56 dagen in Buchten heeft gewerkt bij een bedrijf aldaar. Bovendien zou de werknemer € 500 hebben gekregen voor de aanschaf van een auto. Dit betekent in de ogen van de werkgever dat hij aan de werknemer slechts € 130,20 aan reiskostenvergoeding verschuldigd is.
De werknemer heeft een overzicht overgelegd van de gewerkte dagen. Dit overzicht is gebaseerd op de loonstroken van de werkgever. Aan de hand daarvan heeft de werknemer de reiskosten berekend.
Ten onrechte uitgaan van contracturen
Naar aanleiding van het overzicht dat de werkgever heeft overgelegd (het overzicht dat de werkgever nu weer heeft gewijzigd), overweegt de kantonrechter dat de werkgever ten onrechte alleen uitgaat van de contracturen, terwijl de werknemer ook extra uren en dagen heeft gewerkt.
Geen deugdelijke verlof- en reiskostenadministratie
Ten tweede heeft de werkgever weliswaar 25 verlofdagen in mindering gebracht, maar hij heeft geen deugdelijke administratie bijgehouden van het verlof. Het gevolg daarvan is dat niet duidelijk is wanneer de werknemer verlof heeft opgenomen en hoeveel uren hij heeft opgenomen. Dit verzuim moet voor rekening van de werkgever blijven.
Ook had de werkgever op deugdelijke wijze de administratie van de reiskosten moeten bijhouden. Dit heeft de werkgever niet gedaan. Dat komt dan ook voor rekening van de werkgever.
De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de pogingen van de werkgever om alsnog tot een reconstructie te komen van de reiskosten omdat de eerste poging daartoe aantoonbaar onjuist is en de tweede poging daartoe ongeloofwaardig.
Reiskosten verschuldigd
De stelling dat de werknemer € 500 zou hebben gekregen voor de aanschaf van een auto is een nieuwe stelling waarmee de werkgever pas ter zitting op de proppen is gekomen. Bovendien, als dit al het geval is geweest, betekent dit niet dat de werkgever geen reiskosten verschuldigd is. Deze is de werkgever immers verschuldigd op grond van de cao. De berekening van de werknemer heeft de werkgever op zichzelf niet betwist. Dit alles leidt de kantonrechter tot de conclusie dat de vordering van € 1.514,23 aan reiskosten wordt toegewezen.
Vakantiedagen
De werknemer maakt aanspraak op acht resterende vakantiedagen. Hij stelt slechts enkele dagen opgenomen te hebben en betwist het door de werkgever gestelde negatieve verlofsaldo.
De werknemer moet het door hem gestelde tegoed aan vakantiedagen bewijzen als hij voldoende gemotiveerd betwist heeft dat aan de werknemer nog vakantiedagen toekomen.
De werkgever is verplicht administratie bij te houden van de door de werknemer genoten vakantiedagen en hij moet in principe zijn betwisting mede motiveren aan de hand van de uit deze administratie blijkende gegevens die dan ook door de werkgever in het geding moeten worden gebracht.
Geen deugdelijke administratie
Van een voldoende motivering van de betwisting kan ook sprake zijn als concrete omstandigheden worden gesteld waaruit kan volgen dat de werkgever niet over gegevens kán beschikken met betrekking tot het aantal opgenomen vakantiedagen in verband met de wijze waarop partijen aan de arbeidsovereenkomst invulling hebben gegeven.
Aangezien geen sprake is van een deugdelijke verlofadministratie en gesteld noch gebleken is van de bedoelde omstandigheden, veroordeelt de kantonrechter de werkgever tot betaling van de waarde van acht verlofdagen.
Wettelijke verhoging en rente
De wettelijke verhoging van 50% wordt toegewezen over het niet betaalde loon van € 711,65 netto en € 971,83 bruto.
De wettelijke rente is toewijsbaar over € 1.514,23 vanaf de dag van verzuim (de dag waarop het loon had moeten worden betaald) tot de dag van betaling. Omdat de werknemer alleen subsidiair heeft verzocht om wettelijke rente over € 971,83 bruto, kan de kantonrechter wettelijke rente over dit laatste bedrag niet toewijzen.
Uitspraak Rechtbank Limburg, 20 februari 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:1838