
De staatssecretaris van Financiën keurt goed dat een premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid kan plaatsvinden in de pensioenregeling die gold op de eerste ziektedag van de werknemer, zonder dat de pensioenregeling onzuiver wordt, ook al is de pensioenregeling van de zieke werknemer inmiddels aangepast naar een pensioenregeling waarop hoofdstuk IIB Wet LB van toepassing is, zoals dat geldt na inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp).
Artikel 38c, eerste lid, onderdelen b en c, Wet LB en het tweede en derde lid van artikel 38c Wet LB blijven onverkort van toepassing.
De goedkeuring vervalt als deze in de Wet LB is gecodificeerd. Met het wetsvoorstel Wet toezeggingen pensioenonderwerpen wordt de Wet LB op dit punt aangepast. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het Wetsvoorstel Wet toezeggingen pensioenonderwerpen is 1 januari 2026.
Als pensioenregelingen vóór de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel worden aangepast aan de Wtp, is het op grond van de huidige wet niet in alle gevallen fiscaal toegestaan om bij premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid de pensioenregeling te volgen zoals die gold op de eerste ziektedag van de werknemer. Deze uitwerking acht de staatssecretaris ongewenst. Vandaar deze goedkeuring.
Het besluit is op 27 februari 2025 in werking getreden en werkt terug tot en met 1 juli 2023.
Wijziging van het Verzamelbesluit pensioenen, Besluit van 6 februari 2025, nr. 2025-2109