De procedure betreft een gepensioneerde werknemer tegen (rechtsopvolger van) de werkgever. De werknemer had voorwaardelijk recht op indexatie van pensioen. Dit recht is komen te vervallen door afkoop van de winstdeling door de werkgever. De werknemer vordert herstel van het ‘indexatieperspectief’, dan wel schadeloosstelling. De vordering wordt afgewezen. De werkgever heeft niet in strijd gehandeld met de redelijkheid en billijkheid en/of goed werkgeverschap.
Afkoop winstdeling vanaf 2015
De formele verweren van de werkgever treffen geen doel. Voor wat betreft de stelling dat de gepensioneerde werknemer de verkeerde partij in recht heeft betrokken geldt het volgende. Het staat tussen partijen vast dat de werkgever ervoor heeft gekozen om de winstdeling vanaf 1 januari 2015 af te kopen, waardoor de kans op indexering van het pensioen van de gepensioneerde werknemer is verdwenen.
De werkgever heeft dit gedaan door ondertekening van het addendum bij de beëindigde uitvoeringsovereenkomst. De gepensioneerde werknemer verwijt de werkgever dat hij dit niet had mogen doen zonder hem daarbij compensatie of een alternatieve voorziening aan te bieden. Om te toetsen of dit verwijt terecht is, heeft de gepensioneerde werknemer de werkgever in rechte betrokken. Anders dan de werkgever stelt, is Zwitserleven hierbij geen partij.
Geen verjaring
Van verjaring is geen sprake. De verjaringstermijn bedraagt vijf jaar en begint volgens de wet te lopen op de dag volgende op die waarop de gepensioneerde werknemer met de schade bekend is geworden. de werkgever heeft niet weersproken dat de gepensioneerde werknemer pas in 2023 op de hoogte is gesteld van de afkoop van de winstdeling. Dit is de schadeveroorzakende gebeurtenis die de gepensioneerde werknemer aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd.
Recht op voorwaardelijke indexatie bestond nog
Het is juist dat de gepensioneerde werknemer in de jaren daarvoor ook geen indexatie had ontvangen en in 2011 nog op het voorwaardelijke karakter van de regeling is gewezen, maar zijn recht op voorwaardelijke indexatie bestond toen nog wel. Dat (voorwaardelijke) recht is door de in het addendum van 2017 gemaakte afspraken tussen de werkgever en Zwitserleven definitief komen te vervallen. Nu de gepensioneerde werknemer hiervan pas in 2023 op de hoogte is geraakt, is van verjaring geen sprake. Van schending van de klachtplicht evenmin.
Werkgever mocht uitvoeringsovereenkomst beëindigen
De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever de uitvoeringsovereenkomst met Zwitserleven mocht beëindigen en in het kader van de afwikkeling daarvan nadere afspraken met Zwitserleven mocht maken over (afkoop van) de winstdeling. De instandhoudingsplicht geldt namelijk alleen zolang er pensioenaanspraken worden verworven.
Voorwaardelijke indexatie is geen pensioenaanspraak
Voorwaardelijke indexatie is geen pensioenaanspraak. De voorwaardelijke toeslag van pensioengerechtigden hoeft daarom niet onderbracht te blijven via een nieuwe uitvoeringsovereenkomst.
Dat neemt niet weg dat de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de werkgever door de afkoop van de winstdeling heeft handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of goed werkgeverschap. De gepensioneerde werknemer stelt dat daarvan in dit geval sprake is. de werkgever betwist dat.
Voldoende rekening gehouden met belangen werknemer
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever bij de keuze om de winstdeling af te kopen voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de gepensioneerde werknemer. De volgende omstandigheden zijn hiervoor redengevend:
- Uit niets is gebleken dat het initiatief voor de afkoop van de werkgever kwam en/of dat de werkgever op enige manier voordeel heeft gehad van de afkoop.
- Uit de afkoopsom heeft nog eenmalig een indexatie van de pensioenen plaatsgevonden, die anders niet was uitgekeerd.
- Niet aannemelijk is dat de gepensioneerde werknemer door de afkoop wezenlijk nadeel ondervindt. De indexering werd gefinancierd uit overrentewinstdeling. Door de gedaalde marktrente en de hoge rekenrente was het indexatieperspectief van het pensioen van de gepensioneerde werknemer vóór afkoop van de winstdeling al uiterst gering. De pensioenadviseur van de werkgever heeft op de zitting verklaard dat er sinds 2008 geen sprake meer is geweest van overrente en dat dat de komende vijf tot tien jaar ook niet wordt verwacht. Dat de gepensioneerde werknemer een duidelijk belang had bij het voortbestaan van de indexeringsregeling is dan ook niet aannemelijk.
- Niet gebleken is dat er sprake is van ongelijke behandeling. Dat de pensioenen van andere oud-werknemers van de werkgever wel worden geïndexeerd, komt namelijk doordat zij aan een andere pensioenregeling hebben deelgenomen. De werkgever stort hiervoor niets bij. Op de zitting heeft de pensioenadviseur van de werkgever toegelicht dat de gepensioneerde werknemer een garantiecontract had, waardoor het destijds niet in zijn belang was om mee over te gaan naar de nieuwe regeling.
Niet in strijd gehandeld met redelijkheid en billijkheid
Op grond van deze omstandigheden tezamen kan niet worden geconcludeerd dat de werkgever met de in het addendum gemaakte afspraken over afkoop van de winstdeling jegens de gepensioneerde werknemer heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of goed werkgeverschap.
De vordering wordt afgewezen.
De gepensioneerde werknemer wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 30 oktober 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5954