Financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. In hoger beroep resteren nog twee geschilpunten. Het betreft het verrekenen van het bovenmatig privégebruik en de reinigings- en herstelkosten.
Wat speelt er in deze zaak?
Het gaat in deze zaak om het volgende.
De werknemer is in 2013 in dienst getreden bij de werkgever en was laatstelijk, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en fulltime, werkzaam in de functie van Medewerker Sales en Acquisitie. In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst (versie 2014) is het volgende bepaald:
“werknemer krijgt de beschikking over een auto van de zaak. Werknemer betaalt hiervoor een eigen bijdrage voor privé gebruik ad € 100,00 per maand. Het privégebruik gaat de grens van 5000 km per jaar niet te boven;
bij de terbeschikkingstelling van de auto van de zaak zullen nadere afspraken worden vastgelegd omtrent het gebruik van de auto“.
Vaststellingsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst is bij vaststellingsovereenkomst van 30 november 2021 met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 maart 2022. In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen het volgende overeengekomen:
“Indien de arbeidsovereenkomst per de Einddatum eindigt door de Overeenkomst zal Werkgever aan Werknemer een vergoeding betalen van € 21.500,- bruto.
Uiterlijk de laatste werkdag voor de Einddatum zal Werknemer de auto schoon en in goede staat inleveren op het kantoor van Werkgever samen met de autosleutels, kentekenbewijzen en alle accessoires en bescheiden. Reinigings- of herstelkosten in verband met onjuist gebruik/ niet gemelde schades, worden verrekend met de eindafrekening.”
Bedrijfsauto ingeleverd
Op 28 februari 2022 heeft de werknemer de bedrijfsauto bij de werkgever ingeleverd. Door de werkgever is een document ondertekend waarop vermeld is:
“Heden, 28 februari 2022 heeft de heer de werknemer de volgende zaken ingeleverd:
Auto: renault Megane kleur zwart: ja, op het oog in zeer nette staat, niet mee gereden
Afgelezen km stand: 106961 (…)”
Op 3 maart 2022 heeft het autobedrijf aan de werkgever de volgende e-mail verstuurd:
“(…) Zoals vanmiddag besproken hebben wij de Renault Megane met kenteken [kenteken] voor u getaxeerd. Daarbij is geconstateerd dat de Renault Megane een “rokersauto” betreft en wij van u de auto zouden inkopen voor een bedrag van € 13.000,- incl. btw.
Wanneer de auto geen rokersauto zou betreffen hadden wij de Renault Megane van u ingekocht voor een bedrag van € 14.500,- incl. btw. (…)”
Beschadigingen en bovenmatig privégebruik
Per e-mail van 7 maart 2022 heeft de werkgever vervolgens aan de werknemer het volgende gemaild:
“Inmiddels is de auto geïnspecteerd. Daaruit zijn de volgende punten naar voren gekomen. Reinigings- en herstelkosten: De auto vertoont de volgende beschadigingen die niet zijn gemeld: Op het linker achter scherm een kras; In het rechter achter scherm onder de vuldop een put; De rechter voorvelg heeft stoeprandschade; Verder is het interieur van de auto totaal doorgerookt.
Bovenmatig privé gebruik: Tot slot is geconstateerd dat je vanaf moment van jou “ziekmelding” en moment van inleveren van de auto maar liefst 6.594 kilometer hebt gereden. Dat is veel meer dan contractueel in de arbeidsovereenkomst is afgesproken op het punt van privé gebruik. Ook hier zal in de eindafrekening rekening mee gehouden worden. Het lijkt mij goed je hiervan nu reeds op de hoogte te brengen.”
Eindafrekening
Op 31 maart 2022 heeft de werkgever een eindafrekening aan de werknemer toegestuurd. Op basis van deze eindafrekening heeft de werkgever een bedrag van € 4.984,84 netto ingehouden op de ontslagvergoeding die in de vaststellingsovereenkomst was afgesproken.
In eerste aanleg heeft de werknemer een verklaring voor recht gevorderd dat de inhouding op de eindafrekening van € 4.984,84 netto onrechtmatig is en veroordeling van de werkgever tot betaling aan hem van dit bedrag (te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten), met beslissing over de proceskosten.
Het bedrag van € 4.984,84 netto dat de werkgever had ingehouden op de eindafrekening had betrekking op de volgende drie onderdelen:
- een bedrag van € 1.500 wegens reinigings- en herstelkosten ten aanzien van de bedrijfsauto;
- een bedrag van € 1.984,84 wegens privégebruik van de bedrijfsauto; en
- een bedrag van € 1.500 wegens de door de werkgever gestelde overtreding van artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst (“contacten met HBSS en CarpentierMooren”).
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling aan de werknemer van € 3.484,84, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot betaling van een bedrag wegens buitengerechtelijke incassokosten van € 572,92, met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
De kantonrechter heeft het standpunt van de werknemer voor het privégebruik van de bedrijfsauto en de contacten HBSS en CarpentierMooren gevolgd en dat voor de reinigings- en herstelkosten van de bedrijfsauto verworpen. Dit had tot gevolg dat op het door de werknemer gevorderde bedrag alleen een bedrag van € 1.500 wegens reinigings- en herstelkosten ten aanzien van de bedrijfsauto in mindering is gebracht.
De gevorderde verklaring voor recht is afgewezen. De vordering wegens buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen, met dien verstande dat ze zijn berekend over het toegewezen deel van de hoofdvordering. De wettelijke verhoging is afgewezen.
In hoger beroep
In principaal beroep komt de werkgever op tegen het oordeel over het privégebruik van de bedrijfsauto. De werknemer komt in incidenteel beroep op tegen de afwijzing van zijn standpunt voor de reinigings- en herstelkosten. De beslissingen wat betreft de contacten HBSS en CarpentierMooren, de verklaring voor recht en de wettelijke verhoging zijn in hoger beroep niet bestreden.
Het geschil in hoger beroep betreft dus uitsluitend het privégebruik van de bedrijfsauto (principaal beroep) en de reinigings- en herstelkosten (incidenteel beroep).
Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
Privégebruik bedrijfsauto
De kantonrechter heeft onder meer overwogen dat noch de arbeidsovereenkomst noch de vaststellingsovereenkomst een grondslag bieden voor verrekening van gereden kilometers en dat evenmin is gebleken van eventueel later gemaakte aanvullende afspraken.
De grieven van de werkgever daartegen hebben geen succes. In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is niet geregeld welk gevolg verbonden is aan privégebruik boven 5.000 kilometer per jaar.
Geen vergoeding verschuldigd voor ‘extra’ privékilometers
De werknemer heeft betwist dat het de bedoeling van partijen was dat hij voor de ‘extra’ privékilometers een vergoeding zou zijn verschuldigd. De in artikel 4 aangekondigde nadere afspraken omtrent het gebruik van de auto zijn nooit gemaakt. De werkgever heeft in het verleden ook nooit kosten voor overschrijding van het aantal privékilometers bij de werknemer in rekening gebracht. Daar is, in de woorden van de werkgever, nooit een punt van gemaakt. Al op grond van dit een en ander is ook het hof van oordeel dat de werkgever niet gerechtigd was een bedrag van € 1.984,84 bij de eindafrekening in mindering te brengen.
De omstandigheid dat partijen voor het privégebruik van de auto een eigen bijdrage zijn overeengekomen van € 100 per maand brengt hierin geen verandering. Hetgeen de werkgever nog naar voren heeft gebracht in verband met de vaststellingsovereenkomst kan hier verder onbesproken blijven.
Reinigings- en herstelkosten
De kantonrechter heeft het volgende overwogen. De werknemer heeft de auto met rookschade (een rooklucht) ingeleverd. Hij wilde de auto voor die tijd nog laten reinigen maar heeft dat niet meer gedaan. In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat reinigings- en herstelkosten met de eindafrekening worden verrekend. Deze zijn dan ook voor rekening van de werknemer. Het ligt op de weg van de werkgever om de hoogte van de schade te onderbouwen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de lucht zodanig was dat reiniging geen optie meer was. Een aantal interieuronderdelen zou vervangen moeten worden. Om die kosten te vermijden heeft de werkgever de auto voor een lager bedrag verkocht, namelijk voor € 13.000 in plaats van voor € 14.500.
E-mail garagebedrijf
Ter onderbouwing daarvan heeft de werkgever een e-mail van garagebedrijf overgelegd van 3 maart 2022. Bij e-mail van 10 maart 2022 heeft de werkgever de werknemer in de gelegenheid gesteld om de schade zelf te taxeren. De werknemer heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Volgens de werknemer kon de auto eenvoudig worden gereinigd door middel van ozonbehandeling. Hij heeft een offerte overgelegd van De Rooy Autoschade voor reinigingskosten en het vervangen van het interieurfilter van 5 april 2022.
Rookschade leidde tot lagere verkoopopbrengst
De werkgever heeft voldoende onderbouwd dat de rookschade bij verkoop tot een lagere opbrengst heeft geleid en de werknemer heeft dat onvoldoende betwist. De Rooy heeft een algemene, na levering opgestelde prijsopgave gegeven. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de rookschade met die behandeling volledig verdwenen zou zijn. Gezien de erkenning van de werknemer dat hij vele jaren in de auto heeft gerookt, is niet uit te sluiten dat meerdere behandelingen noodzakelijk waren geweest. Aldus het oordeel van de kantonrechter.
Werkgever mag zich nog later beroepen op schade
De klacht van de werknemer dat de werkgever zijn recht heeft verwerkt om voor reinigings-/herstelkosten een bedrag in te houden, faalt. Dat de werkgever de auto aan de binnenkant en buitenkant heeft geïnspecteerd, daarbij geen opmerkingen heeft gemaakt over rooklucht en hiervoor een verklaring heeft geschreven, rechtvaardigt niet de conclusie dat het de werkgever niet meer vrij zou staan zich te beroepen op schade die hem eerst naderhand is gebleken.
Afwijkende regeling getroffen
Ook faalt de klacht van de werknemer dat het bepaalde in artikel 7:661 BW aan aansprakelijkheid in de weg staat op de grond dat de gestelde schade (rokerslucht) niet door zijn opzet of bewuste roekeloosheid is veroorzaakt en artikel 7:661 BW een dwingendrechtelijk karakter heeft. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen immers een van artikel 7:661 lid 1 BW afwijkende regeling getroffen, terwijl lid 2 van deze bepaling zich daar niet tegen verzet op grond van artikel 7:902 BW.
Hoogte kosten klopt niet
De werknemer betwist ook de hoogte van het door de werkgever op de eindafrekening in mindering gebrachte bedrag van € 1.500. Hij erkent overigens dat met reiniging en herstelkosten zijn gemoeid tot een bedrag van € 220,83.
Reinigings- en herstelkosten verrekenen in eindafrekening
Het hof acht deze klacht van de werknemer gegrond. Partijen zijn in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat reinigings- of herstelkosten worden verrekend met de eindafrekening. Van de werkgever mocht daarom worden gevergd inzicht te geven in de hoogte van de reinigings- en herstelkosten als gevolg van de rooklucht in de auto.
Onvoldoende inzicht gegeven
De werkgever heeft weliswaar naar voren gebracht dat de kosten van herstel hoger zouden zijn dan het door op de eindafrekening in mindering gebrachte bedrag van € 1.500, maar daarmee heeft hij niet het van hem te verlangen inzicht gegeven. Dat wordt niet anders doordat hij dit standpunt baseert op mededelingen van de zijde van de garage waar zij de auto heeft ingeruild. Dat inzicht wordt evenmin in voldoende mate gegeven door haar mededeling ter zitting in eerste aanleg dat ook de hemelbekleding vervangen zou moeten worden. Het hof wijst het bewijsaanbod van de werkgever voor het bedrag van € 1.500 als te vaag van de hand.
De slotsom luidt dat de grieven in principaal beroep geen succes hebben en dat het incidentele beroep gedeeltelijk slaagt.
Beslissing
Het hof:
- veroordeelt, met vernietiging van het bestreden vonnis in zoverre, de werkgever om aan de werknemer te betalen € 1.278,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt de werkgever in de kosten van het hoger beroep.
Uitspraak Hof Den Haag, 23 januari 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:38