De werkgever heeft na indiening van het verzoekschrift het gegeven ontslag op staande voet met instemming van de werknemer ingetrokken en het achterstallig salaris betaald. De zaak gaat alleen nog om de nevenvorderingen.
Omdat te laat is betaald, moet de werkgever de wettelijke rente en de wettelijke verhoging aan de werknemer betalen. Gelet op de financiële situatie van de werkgever maar met inachtneming van de omstandigheid dat het ontslag op staande niet op zijn plaats was, wordt de wettelijke verhoging gematigd. Ook moet de werkgever de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de werknemer betalen.
Salarisspecificaties verstrekken
Omdat de specificaties over het salaris van juli en augustus 2024 nog niet zijn verstrekt, wordt de werkgever veroordeeld tot het verstrekken daarvan. De werkgever heeft toegezegd dat deze zullen worden verstrekt bij terugkomst van de salarisadministrateur van vakantie in de week van 23 juli 2024. De kantonrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen en wijst daarom de verzochte dwangsom af.
Te late betaling: wettelijke rente
Het salaris over juni en juli 2024 is te laat betaald. Het salaris over augustus is op tijd betaald. Niet in geschil is dat de werkgever wegens de te late betaling over de periode vanaf de opeisbaarheid van het salaris over juni en juli 2024 tot de dag van betaling wettelijke rente is verschuldigd aan de werknemer.
Volgens de werkgever is de wettelijke rente over het achterstallig salaris betaald bij de salarisbetaling op 30 augustus 2024. De werknemer heeft terecht aangevoerd dat hij dat niet kan controleren, omdat de salarisspecificaties over juli en augustus 2024 niet zijn verstrekt. De werkgever wordt daarom veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het loon van juni en juli 2024 voor zover deze nog niet is betaald.
Wettelijke verhoging gematigd
Gelet op de te late betaling van het salaris over juni en juli 2024 is de werkgever de wettelijke verhoging daarover verschuldigd. Met het oog op de voldoende onderbouwde financiële omstandigheden van de werkgever ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 25%.
De wettelijke verhoging wordt niet verder gematigd, omdat de kantonrechter vindt dat de werkgever had moeten weten dat ontslag op staande voet niet op zijn plaats was en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer daaraan in de weg staan.
Buitengerechtelijke incassokosten
De werknemer vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De werknemer heeft deze kosten gebaseerd op het Rapport BGK-Integraal, omdat volgens hem sprake is van een vordering van onbepaalde waarde en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten daarom niet van toepassing is. De kantonrechter volgt de werknemer hierin niet. Het Besluit leent zich voor die gevallen waarin de omvang van de te innen vordering eenvoudig is vast te stellen. Daarvan is hier sprake, omdat de werknemer aanspraak maakt(e) op het loon van € 3.830,45 per maand vanaf 4 juni 2024. De kantonrechter past daarom het Besluit toe.
Volgens de werkgever heeft de werknemer, die een rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, niet onderbouwd dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en rechtvaardigen de werkzaamheden van de gemachtigde de gevorderde kosten niet. De werkgever beroept zich echter (ook) op de situatie zoals die gold voor de inwerkingtreding van de Wet normering buitengerechtelijke kosten en het Besluit.
Incassowerkzaamheden plaatsgevonden
Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is tegenwoordig alleen vereist dat daadwerkelijk incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Daartoe is het versturen van één brief voldoende. In dit geval heeft de werknemer onweersproken gesteld dat zijn rechtsbijstandsverzekeraar ter voorkoming van een procedure in ieder geval twee brieven heeft gestuurd naar de werkgever en volgens de werkgever waren het er vier. Hiermee zijn (voldoende) buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht.
De omstandigheid dat de werknemer wordt bijgestaan door een gemachtigde van ARAG rechtsbijstand maakt ook niet dat hij geen aanspraak kan maken op buitengerechtelijke incassokosten, omdat alleen relevant is of er incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit betekent dat de werkgever de buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd aan de werknemer.
Vergoeding van € 462,50
Ten tijde van het verzoek was sprake van achterstallig salaris van een maand. Het daarbij volgens het Besluit bepaalde tarief is hoger dan het bedrag dat door de werknemer wordt verzocht. Omdat de kantonrechter niet meer kan toewijzen dan is verzocht, wijst de rechter de verzochte vergoeding van € 462,50 toe.
De werkgever is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 14 oktober 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:10980