Een ondernemer exploiteert vanaf 2013 een schoonmaakbedrijf en zij heeft zich vanaf 2019 bij de Belastingdienst aangemeld als werkgever. In de jaren 2018 en 2019 worden lichte schoonmaakwerkzaamheden verricht in sporthallen en zware werkzaamheden bij een ziekenhuis.
Uit een door een inspecteur ingesteld boekenonderzoek komt naar voren dat de vrouw meer (schoonmaak)uren heeft gefactureerd dan de aanwezige maximale arbeidscapaciteit. Uit het boekenonderzoek blijkt dat de vrouw geen urenregistratie heeft bijgehouden. Daardoor kan er niet gecontroleerd worden wie, wanneer, hoeveel uren heeft gewerkt.
In 2018 zijn 5.953 uren gefactureerd en in 2019 zij dat er 6.973. In de administratie van de ondernemer zijn ook facturen van een Belgische vennootschap gevonden die hoofdzakelijk zware werkzaamheden heeft verricht voor een ziekenhuis. Op basis van het Belgische Staatsblad blijkt dat de Belgische vennootschap sinds 21 december 2015 in staat van faillissement verkeerd.
Aanwezige arbeidscapaciteit
De ondernemer kan in de jaren 2018 en 2019 zelf arbeid verrichten in het schoonmaakbedrijf. Omdat haar echtgenoot in deze jaren een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, is het niet aannemelijk dat hij zware werkzaamheden voor de onderneming heeft verricht.
Voor een van de vier kinderen is in de ingediende aangiften loonheffingen over het jaar 2019 voor 500 uren verloond. De overige kinderen zijn onder de 16 jaar en mogen volgend de Arbeidstijdenwet in principe geen arbeid verrichten.
In het kader van het Project Samenwerkingsverband Aanpak Misstanden in de Schoonmaaksector heeft de Belastingdienst de beschikking gekregen over een door een arbeidsinspecteur van de inspectie SZW opgenomen getuigenverklaring. De getuige, die illegaal in Nederland verbleef, verklaart daarin dat hij van de echtgenoot opdracht heeft gekregen om zware werkzaamheden bij een ziekenhuis te verrichten.
Aantal uren niet in aangifte loonheffingen
In het jaar 2018 zijn er door de onderneming 5.953 uren arbeid gefactureerd terwijl de maximale arbeidscapaciteit 1.712 uren is. In het jaar 2019 zijn er door het schoonmaakbedrijf 6.973 uren arbeid gefactureerd terwijl de maximale arbeidscapaciteit 2.212 uren is. Dit betekent dat een aantal uren niet in de aangifte loonheffingen zijn verantwoord.
De inspecteur legt naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes op voor de jaren 2018 en 2019. Voor de illegaal in Nederland verblijvende werknemer is het eindheffingstarief voor anonieme werknemers zonder werknemersverzekeringen gehanteerd, omdat de werknemer heeft verklaard dat hij illegaal in Nederland verblijft.
Anonieme arbeidskrachten ingezet
In een zitting voor rechtbank Den Haag stelt de ondernemer dat de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes ten onrechte zijn opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslagen terecht en naar het juiste bedrag opgelegd.
Dat de arbeidscapaciteit van het schoonmaakbedrijf aanzienlijk (4.241 uur in 2018 en 4.761 in 2019) lager was dan de gefactureerde uren staat niet ter discussie. Uit de verklaring van de illegaal in Nederland verblijvende werknemer heeft de inspecteur volgens de rechtbank terecht geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de ondernemer gebruik heeft gemaakt van anonieme arbeidskrachten en daarom terecht de naheffingsaanslagen heeft opgelegd.
De stelling van de ondernemer dat zij de werkzaamheden heeft uitbesteed aan de Belgische vennootschap kan niet in stand blijven, ook al omdat de facturen contant zijn voldaan. De Belgische vennootschap is 2017 gefailleerd, zodat de op naam van deze vennootschap gestelde facturen in de administratie van de ondernemer geen bewijskracht vormen. De ondernemer heeft verder onvoldoende onderbouwd dat door haar gefactureerde werkzaamheden zijn uitbesteed.
Discrepantie tussen gefactureerde uren en arbeidscapaciteit
De inspecteur heeft een vergrijpboete opgelegd van 50% van de nageheven belasting. Hij stelt dat het aan voorwaardelijke opzet van de ondernemer is te wijten dat de loonheffingen niet zijn betaald. Als bewijs hiervoor wijst hij op de discrepantie tussen de in 2018 en 2019 door de ondernemer gefactureerde uren en de maximale arbeidscapaciteit van het schoonmaakbedrijf. Door arbeidsuren niet in de aangiften te betrekken heeft de ondernemer volgens de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat een te laag bedrag aan loonheffingen is betaald. Gelet op het grote verschil tussen de aangegeven en gefactureerde arbeid moet de ondernemer zich daarvan bewust zijn geweest.
Matiging boete
De rechtbank ziet echter in de duur van de procedure aanleiding om de boete ambtshalve te matigen. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn wat betreft de boete is begonnen met het conceptrapport van 4 april 2022 en dat sinds die datum tot het moment waarop uitspraak wordt gedaan, 2 jaar en ruim 4 maanden zijn verstreken. De redelijke termijn is dan ook met bijna ruim 4 maanden overschreden. Daarom matigt de rechtbank de boete met 5%. De ingediende beroepen worden wel ongegrond verklaard.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 8 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13052