Feiten
Een werknemer heeft de Iraanse nationaliteit en een Frans paspoort. Sinds 5 februari 2018 is hij in dienst bij Profoto in de functie van image processing developer. Het bedrijf houdt zich bezig met het ontwikkelen en exploiteren van hard- en software voor productfotografie. De werknemer is verhuisd naar Nederland. Zijn leidinggevende keurt de vakantieaanvragen van de werknemer goed voor de periode van 23 tot en met 31 december 2022 en van 16 tot en met 27 januari 2023. Op 4 december 2022 wijzigt hij zijn vakantieaanvraag door de week van 23 tot en met 31 december te ruilen voor de week van 12 tot en met 18 december 2022. Dat verzoek wordt op 6 december 2022 ook geaccordeerd. Op 11 december 2022 meldt hij zich ziek en verzoekt Profoto om zijn vakantiedagen om te zetten in ziektedagen. Een dag later gaat de werknemer naar Iran en neemt hij een camera mee die Profoto van Canon in bruikleen had.
Op 14 december 2022 laat de werknemer zijn leidinggevende weten dat hij zich weer wat beter voelt en die verzoekt hem daarop om de camera, bedoeld om op afstand te werken, weer terug te brengen zodra de werknemer weer beter is, waarna de werknemer zich op 15 december weer beter meldt. Zijn leidinggevende wijst de werknemer er nog op dat hij zonder toestemming geen apparatuur mag meenemen op vakantie. De werknemer laat de leidinggevende weten dat hij al in Iran is en dat hij op 27 januari 2023 terug vliegt, maar dat dit misschien later wordt om medische redenen.
Op 22 december 2022 krijgt de werknemer een schriftelijke waarschuwing vanwege het van 11 december 2022 tot 16 januari 2023 zonder toestemming vanuit Iran werken en het zonder toestemming meenemen van de camera naar Iran. Ook wordt de werknemer gewaarschuwd dat hij de HR-afdeling heeft benaderd met betrekking tot een salarisverhoging, waarmee hij de autoriteit van zijn manager heeft ondermijnd.
Op 4 januari 2023 meldt de werknemer zich ziek en laat Profoto weten dat hij in Iran een dokter heeft bezocht, die hem medicatie heeft voorgeschreven vanwege burn-outklachten. Op 12 januari 2023 deelt de leidinggevende de werknemer mee dat hij niet op afstand mag werken en dat hij deze dagen als vakantie moet opnemen. Ze spreken af om op 30 januari 2023, als de werknemer terug is van vakantie, om het een en ander face tot face te bespreken. Later komt de werknemer daar op terug omdat hij pas op 31 januari 2023 op Schiphol zou landen. Hij stelt voor om het gesprek van 30 januari 2023 te verplaatsen naar woensdag 1 februari 2023. Hierop reageert Profoto niet.
Genoemde redenen voor ontslag
Op 24 januari 2023 wordt het niet verschijnen op de afspraak door Profto beschouwd als werkweigering en een reden voor ontslag op staande voet. Dat gebeurt ook per e-mail en in een brief op 30 januari 2023. In de brief staan als redenen daarvoor bedoeld:
- het onrechtmatig afwezig zijn op het werk door zonder toestemming in Iran te verblijven van 12 december 2022 tot 13 januari 2023;
- het zonder toestemming vanaf 12 december 2022 op afstand werken vanuit Iran;
- het meenemen van een dure camera van een relatie van Profoto naar Iran en het niet retourneren daarvan, ondanks diverse verzoeken van Profoto;
- het afwijzen van het verzoek van Profoto om op 9 januari 2023 terug te keren naar Nederland, terwijl Profoto heeft aangeboden om het vliegticket te betalen;
- het zonder geldige reden afwezig zijn op de meeting van 30 januari 2023;
- het weigeren van het werk vanaf 30 januari 2023;
- het gewaarschuwd zijn dat wanneer hij niet verschijnt op de meeting van 30 januari 2023, dit een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert;
- het op die waarschuwing alleen reageren met een e-mail met het verwijt dat Profoto de discussie over werken op afstand en terugkeren op het werk in Nederland slecht heeft behandeld;
- het overleggen van onvoldoende documenten met betrekking tot de gestelde ziekte tijdens zijn verblijf in Iran;
- het door werknemer niet bewijzen dat hij niet uit Iran kon terugkomen voor 30 januari 2023;
- het niet tijdig reageren op verzoeken van Profoto en het negeren van instructies en communicatie.
De werknemer verzoekt Gerechtshof Amsterdam om de beschikking die door de rechtbank Noord-Holland is afgegeven te vernietigen voor wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2023. Profoto verzoekt het hof voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet per 30 januari 2023 rechtsgeldig is verleend.
Ontslag op staande voet is ultimum remedium
In de beschikking vernietigt de (kanton) rechter het ontslag op staande voet. De gedragingen van de werknemer zijn naar het oordeel van de kantonrechter weliswaar onbehoorlijk en onfatsoenlijk, maar leveren geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. De rechter ontbindt wel de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen (de e-grond). De werknemer had zijn werkgever moetenmelden dat hij in de periode tussen zijn goedgekeurde vakanties op afstand vanuit Iran zou werken en de camera zou meenemen naar Iran. Daarom is sprake van verwijtbaar handelen.
Het hof stelt voorop dat het ontslag op staande voet een ultimum remedium is dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij een dringende reden mag worden gegeven. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Op Profoto rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagredenen, omdat zij de werknemer op die grondslag op staande voet heeft ontslagen. De overige door Profoto opgevoerde ontslaggronden zijn onvoldoende om op 30 januari 2023 een onverwijld medegedeelde dringende reden in de zin der wet op te leveren.
Hof spreekt niet van verwijtbaar handelen of nalaten
Het hof deelt de opvatting van de kantonrechter niet dat hij de arbeidsovereenkomst tussen partijen terecht op de e-grond (‘verwijtbaar handelen of nalaten’) heeft ontbonden. Het hof oordeelt dat de werknemer ook in alle, althans diverse eerdere jaren voor en na de jaarwisseling periodes van (vastgestelde) vakanties afwisselde met aansluitende periodes van werken op afstand, ofwel vanuit Mexico (waar zijn vriendin woont) ofwel vanuit zijn geboorteland Iran. Deze informatie was bekend bij de direct leidinggevende die voordien ook directe collega van de werknemer was. Het hof gaat er daarom vanuit, zoals door de werknemer is gesteld, dat zijn leidinggevende wist of zich ten minste had kunnen realiseren dat de werknemer ook rond de jaarwisseling 2022/2023 op vergelijkbare wijze als in de jaren daaraan voorafgaand op afstand zou werken.
Het hof oordeelt dat, hoewel de indruk bestaat van een enigszins gespannen werkrelatie (g-grond) tussen de werknemer en de leidinggevende, de verstandhouding tussen hen op 30 januari 2023 niet al zodanig verstoord was dat van partijen niet meer verwacht kon worden dit onderling te bespreken. Dat Profoto het verzoek van de werknemer om dat gesprek te verplaatsen naar 1 februari 2023 kennelijk heeft afgewezen (want genegeerd), komt vooral voor haar eigen rekening, aldus het hof.
Terugkeer naar Profoto leidt niet tot vruchtbare werkverhouding
Het hof had een door de kantonrechter op basis van het dossier op de i-grond (als voldragen grond, bestaande uit een combinatie van elementen van e en g) uitgesproken ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom gegrond bevonden. De i-grond is immers voor situaties als deze in de wet opgenomen. Met die vaststelling is niet voldaan aan het wettelijk vereiste dat luidt dat herstel dan wel toekenning van een vervangende billijke vergoeding pas aan de orde komt als het hof tot het oordeel komt dat het verzoek tot ontbinding ten onrechte is toegewezen.
Het hof gaat ervan uit dat aan het wettelijk criterium (‘ten onrechte ontbonden’) niet is voldaan. Voor het hof is voldoende duidelijk geworden dat een eventuele terugkeer van de werknemer in de relatief kleine arbeidsorganisatie van Profoto geen vruchtbare werkverhoudingen zal opleveren. Het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst zal dan ook worden afgewezen, evenals het verzoek om een dat herstel vervangende billijke vergoeding.
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2024:1161