De verhoging van het minimumloon met 1,2 procentpunt draagt bij aan het verbeteren van de bestaanszekerheid van lage inkomens. Het minimumloon en de gekoppelde uitkeringen worden verhoogd.
Minister Van Gennip van SZW beantwoordt vragen over het voorstel van wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024).
Geen meerderheid in Eerste Kamer
De Tweede Kamer heeft op 19 maart 2024 ingestemd met het wetsvoorstel. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel vindt plaats op 15 of 16 april 2024. De stemmingen in de Eerste Kamer vinden plaats op 16 april. De BBB heeft op 9 april laten weten tegen het wetsvoorstel te stemmen. Dit betekent dat er geen meerderheid in de Eerste Kamer is voor het wetsvoorstel en dat de verhoging van het minimumloon per 1 juli 2024 niet doorgaat. Dat laat NOS.nl weten.
Vakbonden CNV en FNV laten in een reactie weten het onbegrijpelijk te vinden dat de Eerste Kamer de verhoging van het minimumloon tegenhoudt. Bestaanszekerheid was een belangrijk onderwerp tijdens de verkiezingen. In de praktijk blijft het bij woorden en niet bij daden, aldus de vakbonden.
MKB-Nederland en VNO-NCW deden eerder al een oproep aan de Tweede Kamer een streep te zetten door de voorgenomen extra verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 juli. Volgens de ondernemersorganisaties is het minimumloon de afgelopen anderhalf jaar al zo sterk gestegen dat het voor veel, met name kleinere bedrijven nu al bijna niet meer op te brengen is. Daarbij stijgen de werkgeverslasten veel harder dan wat werknemers netto van die WML-verhogingen overhouden.
Tweede Kamer wil verhoging minimumloon
Directe aanleiding voor het wetsvoorstel is de aangenomen motie Klaver c.s., die de regering verzoekt om het minimumloon te verhogen. Vervolgens heeft de Tweede Kamer het amendement Van der Lee c.s. aangenomen. Hiermee werd budget vrijgemaakt voor de minimumloonsverhoging. Doel van deze verhoging was om de koopkracht van lage inkomens extra te verbeteren.
De Tweede Kamer heeft daarmee heldere signalen gegeven dat zij een minimumloonsverhoging noodzakelijk achtte. De regering heeft met het onderhavige wetsvoorstel gehoor gegeven aan deze oproepen.
Koopkracht lage inkomens verbeteren
De regering meent dat de verhoging van 1,2 procentpunt bijdraagt aan het beoogde doel van de Tweede Kamer, namelijk het verder verbeteren van de koopkracht voor lage inkomens. Tegelijkertijd heeft het kabinet de motie Klaver c.s. destijds ontraden, omdat het kabinet al een koopkrachtpakket met andere, meer gerichte koopkrachtmaatregelen had genomen. Toch heeft het kabinet toen aangegeven, bij een technisch deugdelijke dekking, uitvoering te zullen geven aan de motie Klaver c.s. en aan het amendement Van der Lee c.s. Het wetsvoorstel dat nu voorligt is onderdeel van die uitvoering.
Gekoppeld aan AOW
De beleidsmatige verhoging van het minimumloon per 1 juli 2024 is conform het amendement Van der Lee c.s. gekoppeld aan de AOW. Daardoor geldt dat alle AOW-gerechtigden, ook met een aanvullend pensioen, een positief inkomenseffect ervaren door de stijging van het minimumloon. Het relatieve aandeel van de stijging van de AOW ten opzichte van het totale inkomen, is voor AOW-gerechtigden met een hoger aanvullend pensioen echter kleiner.
Reguliere indexatie
De reguliere indexatie per 1 januari 2024 bedroeg 3,75%. De reguliere indexatie per 1 juli 2023 bedroeg 3,13%. In combinatie met de introductie van het minimumuurloon resulteerde dit in de volgende stijgingen van het minimumloon voor de periode 1 januari 2023 tot 1 januari 2024:
- 7,0% voor een 36-urige werkweek;
- 13,0% voor een 38-urige werkweek;
- 18,9% voor een 40-urige werkweek.
De invoering van het minimumuurloon heeft voor personen met een werkweek boven de 36 uur voor een relatief hogere stijging gezorgd.
De voorgenomen reguliere indexatie per 1 juli 2024 bedraagt 3,1%. Met cijfers achter de komma gaat het om 3,084% (voor afronding) en 3,09% (na afronding).
Bevriezing maximum dagloon
Bevriezing van het maximum dagloon maakt geen onderdeel uit van het pakket aan maatregelen waar de Tweede Kamer, via het amendement Van der Lee c.s. om heeft verzocht.
De toelichting bij het amendement benoemt specifiek de gewenste doorwerking op loongerelateerde uitkeringen, waarvoor het maximum dagloon geldt. Denk aan de WIA voor arbeidsongeschiktheid. En aan de WW voor werkloosheid. Een aanvullende reden om bevriezing van het maximum dagloon niet mee te nemen is dat dit de doorlooptijd van het wetstraject langer zou maken.
Dekking wetsvoorstel
De dekking van het wetsvoorstel is niet in lijn met de begrotingsregels van het demissionaire kabinet. In de begrotingsregels is in een scheiding tussen uitgaven en inkomsten afgesproken. Dit wetsvoorstel leidt tot extra uitgaven, die gedekt worden aan de inkomstenkant. Hiermee gaat de dekking in tegen de scheiding van inkomsten en uitgaven.
De Eerste Kamer heeft de dekking voor het wetsvoorstel op 19 december 2023 aangenomen. Deze dekking is verwerkt in het Belastingplan 2024 en is gelijk aan de dekking die de Tweede Kamer heeft geregeld middels het amendement Van der Lee c.s. bij het Belastingplan 2024.
Alternatieve dekkingsmogelijkheden
Als de wens bestaat om de dekking vanaf 2025 aan te passen, kan dit in het Belastingplan 2025. De Eerste Kamer heeft een separate brief van de staatsecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst ontvangen die ingaat op alternatieve dekkingsmogelijkheden en de relevante uitvoeringsaspecten daarbij.
Wie moet de verhoging van het minimumloon gaan betalen? Het kabinet denkt aan een hogere vennootschapsbelasting, het verhogen van de Aof-premie en het afschaffen van het lage btw-tarief op bepaalde diensten.
Lagere Aof-premie
Het verlagen van werkgeverslasten is mogelijk via bijvoorbeeld een verlaging van de Aof-premie. De regering heeft deze mogelijkheid ook benut. Een verlaging van de Aof-premie maakte onderdeel uit van het pakket van € 500 miljoen met maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf waar in 2022 toe is besloten.
Voor deze verlaging van de Aof-premie is in 2024 € 185 miljoen beschikbaar en structureel € 195 miljoen per jaar. De verwachting is dat het voordeel van lagere werkgeverslasten na verloop van tijd vrijwel volledig neerslaat bij werknemers in de vorm van hogere lonen.
Minder vacatures
De regering verwacht dat de voorgestelde verhoging van het minimumloon ondernemers er toe kan aansporen om arbeidsbesparende technologie toe te passen. In de tuinbouw kan het bijvoorbeeld gaan om pluk- of oogstrobots. In de horeca kan het bijvoorbeeld gaan om selfservice-concepten. De inzet van dit soort technologie heeft tot gevolg dat de arbeidsvraag van ondernemingen, en daarmee het aantal moeilijk vervulbare vacatures, afneemt.
Ook kunnen ondernemers ervoor kiezen om de hogere loonkosten (deels) voor eigen rekening te nemen. Verder onderkent de regering dat verhoging van het minimumloon in sommige gevallen ook kan resulteren in minder werkgelegenheid.
Hogere loonkosten
Het wetsvoorstel doet de loonkosten van werkgevers stijgen. Deze hogere loonkosten kunnen leiden tot lagere winstmarges voor werkgevers, of tot hogere prijzen, indien werkgevers deze hogere loonkosten afwentelen op consumenten. De Nederlandsche Bank schatte recent dat loongroei zich na verloop van tijd voor circa de helft doorvertaalt in hogere prijzen.
Geen loonprijsspiraal
De regering verwacht niet dat het wetsvoorstel tot een loonprijsspiraal zal leiden. In de economie als geheel zijn de lonen nog bezig met inhaalgroei. Voor die inhaalgroei is ruimte. Die ruimte is vooral ontstaan doordat, met de inflatieschok die in 2022 begon, ook de prijs van de toegevoegde waarde in 2022 en 2023 sterk is gestegen. Daarnaast is ook de arbeidsproductiviteit enigszins gestegen. Het effect van de voorgestelde verhoging met 1,2 procentpunt per 1 juli 2024 op lonen hogerop in de loonverdeling – het zogenoemde overloopeffect – is naar verwachting zeer beperkt.
Stijging loonkosten
Welke indicatoren gebruikt de minister, om te beoordelen of werkgevers de stijging van de loonkosten op korte en op middellange termijn aankunnen? Het kabinet kijkt hiervoor naar:
- de omvang van het effect op de loonkosten van werkgevers; het wetsvoorstel doet de totale loonkosten van werkgevers in de sector markt in het jaar 2025 naar verwachting met circa € 170 miljoen stijgen. Dit is vermeld in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
- de hoogte van het minimumloon in Nederland ten opzichte van de omringende landen. Deze indicator maakt onder andere deel uit van de vierjaarlijkse evaluatie van de hoogte van het minimumloon.
- de langjarige ontwikkeling van reële loonkosten van bedrijven ten opzichte van de arbeidsproductiviteit. Deze indicator lijkt tot op zekere hoogte op de arbeidsinkomensquote (aiq), waar het kabinet ook naar kijkt. De indicator heeft als voordeel ten opzichte van de aiq dat hij meer inzicht geeft in de achterliggende ontwikkelingen.
€ 2.450 per werknemer niet in nettoloon
Ongeveer een bedrag van € 2.450 per werknemer komt niet in het nettoloon van die werknemer terecht komt. Het precieze bedrag verschilt per sector en contractvorm. Ook dit bedrag komt echter gedeeltelijk ten goede aan de werknemer. Een gedeelte bestaat uit pensioenpremie. De pensioenrechten die hiermee worden opgebouwd zijn voor de werknemer zelf. Daarnaast bestaat een gedeelte uit premies voor werknemersverzekeringen.
De werknemer krijgt hier de verzekering voor terug, zoals de werkloosheidsverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze uitkeringen zijn loongerelateerd en zullen dus ook omhoog gaan voor iemand die op het niveau van het minimumloon verdient. Een gedeelte van het bedrag zal naar de overheid gaan in de vorm van belasting. Dit deel wordt gebruikt voor het bekostigen van collectieve uitgaven, zoals zorg en onderwijs. Het is moeilijk om te kwantificeren hoe groot dit aandeel is. Dit is namelijk afhankelijk van verschillende factoren zoals contractvorm, sector en (cao)afspraken over pensioen.
Nota naar aanleiding van het verslag (Wet verhoging minimumloon 2024)