
De tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden vloeit voort uit het Pensioenakkoord (2019) en heeft als doel dat zoveel mogelijk mensen gezond werkend hun pensioen bereiken, ook degenen die zwaar werk verrichten.
De subsidieregeling loopt van 2021 tot en met 2025 en was aanvankelijk alleen gericht op sectoren. In totaal is er € 1 miljard beschikbaar gesteld. Daarvan is € 964 miljoen beschikbaar gesteld voor subsidie aan sectoren en is € 36 miljoen euro gereserveerd voor bovensectorale initiatieven.
Binnen de subsidieregeling zijn twee typen subsidieaanvragen mogelijk: voor sectoranalyses en voor activiteitenplannen. Voor beide typen subsidieaanvragen worden verschillende aanvraagtijdvakken opengesteld.
Sectoranalyse
Een sectoranalyse heeft als doel inzicht te geven in de meerjarige opgaven op het gebied van duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden waar een sector voor staat. Ook laat de sectoranalyse zien wat nodig is om te zorgen dat werkenden in de betreffende sector in de toekomst zoveel mogelijk gezond werkend hun pensioen bereiken. Een sectoranalyse is nodig om subsidie voor een activiteitenplan aan te vragen.
Om sectoren op weg te helpen met een sectoranalyse is een vaste subsidie van € 20.000 beschikbaar. Ook is het mogelijk om een eerdere sectoranalyse te updaten. Daarvoor is een vaste subsidie van € 10.000 beschikbaar.
In de eerste 4 aanvraagtijdvakken voor sectoranalyses (2021-2023) zijn in totaal 130 subsidieaanvragen voor een sectoranalyse ingediend. Bij dertien daarvan ging het om een update van een sectoranalyse. Op dit moment staat er opnieuw een aanvraagtijdvak open voor sectoranalyses.
Activiteitenplan
Een activiteitenplan bevat activiteiten op het gebied van duurzame inzetbaarheid en voor eerder uittreden. Bij duurzame inzetbaarheid kan gedacht worden aan betere arbeidsomstandigheden, goed werkgeverschap, arbeidsmobiliteit, leren en ontwikkelen en eigen regie.
Eerder uittreden gaat over eerder stoppen met werken via een RVU. Die mogelijkheid is bedoeld voor oudere werknemers die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd en niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd, bijvoorbeeld door de zwaarte van het werk.
Er kan alleen subsidie worden aangevraagd voor eerder uittreden als er ook geïnvesteerd wordt in duurzame inzetbaarheid. Bij een subsidieaanvraag moet ten minste 25% van de aangevraagde subsidie naar duurzame inzetbaarheid gaan. Tot nu toe zijn er 4 aanvraagtijdvakken voor activiteitenplannen van sectoren opengesteld, waarin in totaal 85 subsidies zijn aangevraagd. Daarbij gaat het 23 keer om een vervolgsubsidie.
Subsidieregeling aangepast
Het is belangrijk dat de subsidieregeling breed toegankelijk is voor iedereen die wil investeren in duurzame inzetbaarheid. Daarom heb ik besloten om halverwege de looptijd de subsidieregeling ook open te stellen voor bedrijven, met een daarbij passende grote inzet op goede voorlichting. Om deze reden is de subsidieregeling aangepast, zodat ook individuele bedrijven en organisaties subsidie kunnen aanvragen. Ook is toen het drempelbedrag van de minimaal aan te vragen subsidie substantieel verlaagd, van € 125.000 naar € 75.000. Zo kunnen niet alleen bedrijven en organisaties, maar ook kleinere sectoren en branches gemakkelijker subsidie aanvragen, met behoud van voldoende schaalgrootte.
Bedrijven
Van 1 september 2023 tot en met 30 november 2023 was het eerste aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen voor bedrijven geopend.
Er was veel belangstelling voor deze subsidiemogelijkheid, waardoor zowel het budget voor kleinere bedrijfsaanvragen (kleiner dan € 300.000) als het budget voor de grotere bedrijfsaanvragen (€ 300.000 en hoger) werden overschreden. Om tegemoet te komen aan de behoefte van bedrijven is ervoor gekozen om via een regelwijziging het subsidieplafond voor de kleine aanvragen van bedrijven op te hogen van € 7,5 miljoen naar € 17 miljoen.
Hierdoor kunnen uiteindelijk in totaal ongeveer 200 bedrijven met activiteitenplannen op het gebied van duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden aan de slag.
De meeste plannen zien alleen op duurzame inzetbaarheid. In 1 op de 5 plannen wordt ook subsidie aangevraagd voor eerder uittreden.
Sectoren
In 2023 stonden er twee aanvraagtijdvakken voor activiteitenplannen van sectoren open. Het eerste aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen van sectoren in 2023 liep van 9 januari tot en met 31 maart 2023. In dit tijdvak zijn er 11 subsidieaanvragen ingediend op het gebied van duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. Uiteindelijk hebben acht sectoren subsidie ontvangen.1 Vijf van de acht sectoren hebben alleen subsidie aangevraagd voor duurzame inzetbaarheid, de andere drie sectoren hebben subsidie voor zowel duurzame inzetbaarheid als eerder uittreden ontvangen. De beschikte subsidie in dit tijdvak bedraagt in totaal € 48 miljoen.
Het tweede aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen van sectoren in 2023 liep van 1 september tot en met 30 november 2023. In dit tijdvak hebben 20 sectorale samenwerkingsverbanden een subsidieaanvraag ingediend voor een activiteitenplan. Op dit moment worden de laatste beoordelingen afgerond.
Acht sectoren hebben alleen subsidie aangevraagd voor duurzame inzetbaarheid en twaalf sectoren hebben een subsidie aangevraagd voor een combinatie van activiteiten gericht op duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden.
Er was in beide tijdvakken sprake van een grote variëteit aan activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Het bereik van de subsidieregeling onder sectoren is in het afgelopen jaar ongeveer gelijk gebleven; bijna de helft van de werknemers in Nederland valt onder een sector die subsidie ontvangt. Daarnaast zijn afgelopen jaar ook zo’n 200 individuele bedrijven bereikt. Die omvatten ongeveer 11% van de werkenden in Nederland. Hier is enige overlap met sectoren. Sectoren waaruit ook nu nog weinig subsidie is aangevraagd zijn bijvoorbeeld het onderwijs en horeca.
Duurzame inzetbaarheid (DI)
Zowel deelnemende werknemers als werkgevers zijn vrij positief over de DI-activiteiten en wat ze ervan geleerd hebben. Werknemers geven vooral aan dat de activiteiten helpen om te weten hoe men veilig en gezond kan blijven werken. Ook effecten op de werkprestaties, het eigen ontwikkelvermogen en het werkplezier worden genoemd. Er lijkt ruimte voor verbetering in het afstemmen van het DI- aanbod op werknemers die fysiek zwaar werk verrichten.
Eerder uittreden (RVU)
De RVU lijkt relatief vaak gebruikt te worden door mensen met een modaal uurloon en enig vermogen, zoals een woning en/of pensioen. Een groot deel van de RVU-deelnemers geeft aan voorheen werkzaam te zijn geweest in fysiek of mentaal zwaar werk.
De gezondheid van RVU-deelnemers wijkt niet veel af van andere personen in dezelfde leeftijd en sectoren. Een derde van de deelnemers geeft aan om te kiezen voor de RVU vanwege gezondheidsproblemen.
Zwaarte van het werk speelt bij ongeveer de helft van de deelnemers mee bij de keuze om te stoppen met werken. 60% noemt ook dat men wil stoppen met werk om te genieten van het leven nu men (nog) redelijk gezond is. Zonder RVU-regeling zouden de meeste deelnemers hebben doorgewerkt tot de AOW-leeftijd, zo geven zij desgevraagd aan.
De meerderheid van de RVU-deelnemers ervaart positieve effecten van het vervroegd uittreden. Zowel op geestelijk als fysiek vlak. Daarnaast heeft eerder uittreden met een RVU financiële effecten. Twee derde van de deelnemers geeft aan dat de mate van rondkomen globaal onveranderd is gebleven voor en na RVU-deelname.
Gebruik van RVU
Sinds 1 januari 2021 moet een werkgever of uitvoerende instelling in de loonaangifte aangeven als een uitbetaling een RVU betreft. Het UWV houdt dit bij op basis van registraties in de Polisadministratie. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt tussen RVU’s waarvoor wel of geen subsidie is verstrekt.
Dit geeft een benadering van het aantal werknemers dat sinds de invoering van de RVU-drempelvrijstelling gebruik is gaan maken van een RVU. De meting kent een onzekerheidsmarge, omdat deze is gebaseerd op een eigen opgave van werkgevers.
In 2023 zijn er ongeveer 11.000 mensen die voor het eerst een RVU-uitkering hebben ontvangen. Daarmee stond de teller eind 2023 op ongeveer 25.000 personen. Eind 2022 en 2021 waren dit nog respectievelijk 14.000 en 4.500 personen.
Vervolg in 2024
Sectoren die nog geen subsidie voor een sectoranalyse hebben ontvangen, kunnen in februari en maart 2024 een subsidieaanvraag indienen voor een (update van een) sectoranalyse. Voor dit aanvraagtijdvak is een subsidieplafond vastgesteld van € 2 miljoen. Sectoren kunnen van april tot en met september 2024 een subsidieaanvraag indienen voor een activiteitenplan. Voor dit aanvraagtijdvak is een subsidieplafond vastgesteld van € 200 miljoen.
Voor bedrijven worden twee aanvraagtijdvakken opengesteld in 2024. Eén aanvraagtijdvak wordt opengesteld in april 2024 en het andere aanvraagtijdvak wordt opengesteld in september 2024. Voor beide aanvraagtijdvakken voor bedrijven is een subsidieplafond vastgesteld van € 100 miljoen. In 2024 kan dus voor in totaal 200 miljoen euro aan subsidies voor bedrijven worden verstrekt. Vanaf oktober 2024 is er geen mogelijkheid meer om binnen deze subsidieregeling subsidie aan te vragen. De projecten die subsidie hebben ontvangen lopen nog wel tot uiterlijk eind 2025.
Gezond doorwerken tot pensioen
Maar ook los van deze subsidieregeling blijft het van belang om aandacht te houden voor duurzame inzetbaarheid, zodat zoveel mogelijk mensen gezond werkend hun pensioen kunnen halen. De minister zet zich in om het gesprek tussen en met sociale partners over gezond doorwerken tot het pensioen, ook na 2025 wanneer de subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en de fiscale drempelvrijstelling voor RVU’s aflopen, verder te brengen en het vraagstuk in de volle breedte te verkennen. In het voorjaar van 2024 zal zij de Kamer hierover nader informeren.
Kamerbrief over voortgang Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden