De werkgever heeft de met FNV afgesloten ondernemings-cao opgezegd. Nakoming van de cao zou betekenen dat de werkgever een automatische prijscompensatie zou moeten toekennen aan de werknemers, die zou leiden tot een loonsverhoging van meer dan 16%. De werkgever vindt dat dit niet van het bedrijf kan worden verlangd. FNV is het daar niet mee eens en vordert naleving van de gemaakte afspraken en schadevergoeding.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever de cao niet had mogen opzeggen en daarom de loonsverhoging uit de cao alsnog moet toekennen. De kantonrechter wijst de gevorderde schadevergoeding af.
Wat is de situatie?
de werkgever is een bedrijf in de productie en het be- en verwerken van verpakkingsmaterialen. de werkgever heeft 230 werknemers in dienst.
Tussen FNV en de werkgever is een cao gesloten met een looptijd van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2024.
Verhoging schaalsalarissen
In artikel 9.1 onder c cao is het volgende bepaald over verhoging van de schaalsalarissen:
“Per 1 januari 2022, 2023 en 2024 worden de schaalsalarissen structureel verhoogd met de APC (Automatische Prijs Compensatie), gebaseerd op geschoonde consumentenprijsindex berekend op de 12 maanden voorafgaand aan de CAO-periode zijnde oktober tot oktober. In aanvulling hierop worden de schaalsalarissen structureel verhoogd met de volgende percentages: op 1 januari 2022 met 0,5%, op 1 januari 2023 met 0,75% en op 1 januari 2024 met 0,75%.
Een overzicht van de maximale schaalindeling bij vakvolwassenheid per functie is neergelegd in bijlage 1.”
Openbreekclausule
In artikel 4.1 cao is een openbreekclausule opgenomen:
“Indien zich een dusdanige wijziging van algemeen-sociaal-economische aard of wet- en regelgeving in Nederland voordoet dat één van de partijen van oordeel is redelijkerwijze aan de bepalingen van deze overeenkomst niet langer gebonden te kunnen worden geacht, zijn partijen gehouden hierover overleg te plegen. Indien dit overleg niet binnen 2 maanden na de indiening van het wijzigingsvoorstel tot overeenstemming heeft geleid, is de partij, die de wijzigingen heeft voorgesteld, gerechtigd deze overeenkomst met een termijn van 1 maand op te zeggen.”
Werkgever wil structurele schaalsalarissen aanpassen
De werkgever heeft bij e-mail van 20 september 2022 een beroep gedaan artikel 4.1 cao:
“Wij ervaren een dusdanige wijziging van algemeen-sociaal-economische aard en tevens van wet- en regelgeving in Nederland dat wij de cao met betrekking tot artikel 9.1.c aangaande de structurele schaalsalarissen wensen te wijzigen.
De alsmaar oplopende energiekosten in combinatie met een omgekeerd werkende geschoonde APC, een sterk dalende markt en lagere cao aanpassingen bij onze concurrenten zorgen ervoor dat onze positie op de Nederlandse markt ernstig onder druk komt te staan. Ook laten de bedrijfsresultaten ons geen andere ruimte dan een wijzigingsvoorstel in te dienen.”
FNV heeft gereageerd bij e-mail van 27 september 2022:
“FNV stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4 van de cao en dus ook geen aanleiding bestaat om de gemaakte afspraken over de loonsverhogingen te herzien. Ons beleid is echter wel dat wanneer de bedrijfscontinuïteit aantoonbaar op korte termijn in het geding is, wij uiteraard een gesprek aan kunnen gaan om te bezien wat FNV kan betekenen. Wat ons betreft is het momenteel een uitdagende periode voor de werkgever Packaging maar kunnen we op basis van de presentatie niet concluderen dat de continuïteit in direct gevaar is. Het bedrijf zou, ondanks de cumulatie van de door u genoemde factoren, deze kosten moeten kunnen dragen.”
FNV heeft gevraagd om aanvullende informatie. De werkgever heeft op 13 oktober 2022 aanvullende stukken toegezonden aan FNV. FNV heeft in een reactie van 25 oktober 2022 aangegeven dat uit deze stukken geen situatie als omschreven in artikel 4 cao blijkt.
Partijen hebben uiteindelijk overleg gevoerd op 17 november 2022. Dit overleg heeft geen resultaat opgeleverd.
Cao opgezegd door werkgever
De werkgever heeft de cao bij brief van 21 november 2022 opgezegd tegen 21 december 2022, althans tegen de eerst mogelijke wettelijke datum.
FNV heeft bij brief van 21 december 2022 een beroep gedaan op de nietigheid van de opzegging.
FNV heeft verzocht om de bevestiging dat de werkgever de cao onverminderd zou toepassen en per 1 januari 2023 over zou gaan tot verhoging van de salarissen zoals bepaald in de cao. FNV heeft een procedure aangekondigd voor het geval de werkgever niet aan de sommatie zou voldoen.
Prijscompensatie van 10,75 procent
De werkgever heeft bij e-mail van 31 januari 2023 laten weten dat hij bij het standpunt bleef. De werkgever heeft aangegeven met de ondernemingsraad een principeakkoord te hebben bereikt over een prijscompensatie van 10,75% vanaf februari 2023.
De werkgever heeft met ingang van 1 januari 2023 voor het personeel een loonsverhoging van 10% doorgevoerd, en per 1 februari 2023 een aanvullende verhoging van 0,75%.
De werkgever heeft met 129 werknemers een aanvullende arbeidsovereenkomst gesloten, waarin is afgezien van de automatische prijscompensatie zoals opgenomen in de cao. Deze werknemers hebben een loonsverhoging van 10,75% geaccepteerd en kunnen geen rechten meer ontlenen aan artikel 9.1 cao.
FNV stapt naar kantonrechter
FNV stapt naar de kantonrechter en vordert onder meer dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat de opzegging van de cao door de werkgever per 21 december 2022 nietig is en dat de cao na deze datum is blijven gelden, waardoor de werkgever gehouden is om de in de cao genoemde loonsverhogingen toe te passen op haar werknemers;
- de werkgever veroordeelt om de loonsverhoging uit de cao van 1 januari 2023 aan de werknemers toe te kennen, door de schaalsalarissen structureel te verhogen met 17,65% en zorg te dragen voor een nabetaling van het te weinig betaalde loon (onder verrekening van de loonsverhoging die vanaf 1 januari 2023 door de werkgever is uitbetaald).
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt als volgt. De opzegging van de cao is gebaseerd op artikel 4.1 cao. Beide partijen geven een andere uitleg aan de inhoud van deze bepaling, zodat deze niet eenduidig is. Om te beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 4.1 cao wordt voldaan, moet deze bepaling daarom worden uitgelegd.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen tijdens de onderhandelingen over de cao hebben onderhandeld over de tekst van artikel 4.1 cao. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de bepaling in de cao terecht is gekomen zonder dat daar een inhoudelijk debat aan vooraf is gegaan.
Verplicht om te overleggen
Uit de letterlijke bewoordingen van de eerste zin van artikel 4.1 cao blijkt dat cao-partijen verplicht zijn om met elkaar te overleggen, indien (1) zich een dusdanige wijziging van algemeen-sociaal-economische aard of wet- of regelgeving in Nederland voordoet dat (2) één van de partijen van oordeel is redelijkerwijze aan de bepalingen van de cao niet langer gebonden te kunnen worden geacht.
Cao opzeggen bij voldoen aan twee voorwaarden
Indien aan deze twee voorwaarden wordt voldaan en het overleg vervolgens niet binnen twee maanden tot overeenstemming leidt, dan mag de partij die de wijzigingen heeft voorgesteld de cao opzeggen. Dit blijkt uit de bewoordingen van de tweede zin van artikel 4.1 cao. Het gaat in deze zaak om de uitleg van de twee voorwaarden, specifiek de schuingedrukte woorden. Daar zijn partijen het niet over eens.
1 Dusdanige wijziging
Naar objectieve maatstaven bekeken, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter uit het gebruik van het woord ‘dusdanig’ dat er sprake moet zijn van een ingrijpende wijziging. Als de wijziging niet ingrijpend zou hoeven zijn, was de toevoeging van het woord ‘dusdanig’ overbodig geweest.
Ook moet de dusdanige wijziging algemeen, sociaal of economisch van aard zijn. Partijen zijn het erover eens dat de inflatiecorrectie waar het hier om gaat een economische wijziging is.
Hoge inflatie
De kantonrechter is van oordeel dat de hoge inflatie kwalificeert als een ‘dusdanige wijziging’ van economische aard in de zin van artikel 4.1 cao.
Het peilmoment voor de APC was oktober 2022. Juist op dat moment was er sprake van een hoge piek in de inflatie. De door de werkgever in het geding gebrachte grafiek over het verloop van de inflatie laat duidelijk zien dat juist op de peildatum sprake was van een hoge uitschieter.
Dit hoge cijfer in oktober 2022 werd niet alleen veroorzaakt door de werkelijke inflatie, maar ook door de gehanteerde berekeningsmethodiek.
De overheid heeft zoals algemeen bekend compenserende maatregelen getroffen om de hoge inflatie de compenseren. Er is bijvoorbeeld een prijsplafond ingesteld voor de energiekosten. Het feit dat de overheid dergelijke compenserende maatregelen heeft getroffen, toont ook aan dat sprake is geweest van uitzonderlijke situatie.
2 Redelijkerwijs niet langer gebonden
Vervolgens is de vraag welke uitleg moet worden gegeven aan de tweede voorwaarde van artikel 4.1 cao. Het gebruik van het woord ‘redelijkerwijze’ betekent volgens de kantonrechter dat iedere weldenkende ondernemer en werknemer moet inzien dat de betreffende wijziging maakt dat nakoming van de gemaakte afspraken niet van de ondernemer verwacht mag worden. Dat het hier om een ondernemings-cao gaat waaraan alleen de werkgever als werkgever gebonden is, maakt het niet anders.
Juist omdat individuele werknemers rechten kunnen ontlenen aan de cao, gaat het niet alleen om de subjectieve beleving van de werkgever van wat hij nog redelijk vindt. De specifieke omstandigheden binnen de onderneming van de werkgever zijn uiteraard van belang, maar moeten zodanig zijn dat iedere weldenkende ondernemer en werknemer daaruit de conclusie zou trekken dat zij redelijkerwijs niet langer gebonden kan worden aan de cao.
Geen maximum aan percentage APC in cao
De kantonrechter is van oordeel dat de hoge inflatie en de daaraan gekoppelde APC de werkgever niet tot het oordeel konden brengen dat hij redelijkerwijs niet langer gebonden kon worden aan de cao.
De werkgever heeft tijdens de zitting toegelicht dat de APC in 2017 op initiatief van de werkgever in de cao is opgenomen. De werkgever heeft daarbij niet met de FNV afgesproken dat er een maximum verbonden moest zijn aan het percentage van de APC. Gelet op de contractsvrijheid die tussen de cao partijen gold, had de werkgever dit wel overeen kunnen komen.
Signaal afgegeven dat koopkracht blijft behouden
Door de APC zonder maximum te introduceren in de cao, heeft de werkgever aan de werknemers het signaal afgegeven dat hij de lonen zodanig zou laten stijgen dat de koopkracht van de werknemers behouden zou blijven. Doordat in artikel 9.1 cao bovenop de APC nog een aanvullend percentage is opgenomen, heeft de werkgever zelfs nog koopkrachtverbetering afgesproken.
Vast staat dat het doorrekenen van de volledige APC in de lonen de bedrijfscontinuïteit niet direct in gevaar brengt.
‘Volledige APC doorrekenen raakt op termijn de bedrijfsvoering’
De werkgever heeft tijdens de zitting toegelicht dat het doorrekenen van de volledige APC de bedrijfsvoering op termijn zou kunnen raken: “over een periode van 4 jaar is de hele inflatie doorgerekend in de lonen. Maar als je teveel voorop loopt, kom je in de problemen. Daarom heb ik artikel 4 ingeroepen.” Daaruit blijkt dat de keuze om de cao op te zeggen is ingegeven door een strategische en bedrijfseconomische overweging voor de langere termijn.
De werkgever wil begrijpelijkerwijs de concurrentieslag niet verliezen en voorblijven op concurrenten. De werkgever heeft echter niet onderbouwd dat zijn positie op de langere termijn in gevaar komt als hij vanaf 1 januari 2023 de hoge APC dient door te rekenen in de lonen. Daarbij neemt de kantonrechter mee dat 2023 het eerste jaar is dat de APC tot een forse stijging leidt.
Loonsverhogingen niet zo hoog als in 2023
Uit het door de werkgever in het geding gebrachte overzicht blijkt dat de lonen sinds 2019 op grond van artikel 9.1 cao met een percentage van tussen de 1,5% en 3,05% omhoog zijn gegaan. Ook voor komende loonsverhogingen geldt niet een dergelijk hoog percentage als in 2023 aan de orde, gezien de gedaalde inflatie en het feit dat de cao een looptijd heeft tot en met 30 september 2024. Uiteraard werkt een eenmaal gegeven loonsverhoging door in de volgende jaren, maar na het aflopen van de looptijd van de huidige cao staat het partijen wel vrij om andere afspraken te maken over de systematiek en het percentage van toekomstige verhogingen.
Onvoldoende onderbouwing werkgever
Hoewel de werkgever wel een belang heeft om de hoge APC niet te willen doorrekenen, is onvoldoende onderbouwd dat dit belang zodanig is dat hij redelijkerwijs niet gebonden kan worden door de cao, mede beschouwd tegen de achtergrond van artikel 9.1 cao en het signaal dat hij daarmee heeft afgegeven.
Het voorgaande betekent dat de door FNV gevorderde verklaring voor recht dat de opzegging van de cao door de werkgever per 21 december 2022 nietig is, wordt toegewezen.
Schaalsalarissen verhogen met 17,65 procent
FNV vordert veroordeling van de werkgever om de schaalsalarissen vanaf 1 januari 2023 structureel te verhogen met een percentage van 17,65%. Dit percentage is opgebouwd uit de geschoonde consumentenprijsindex van 16,9% plus de extra verhoging op basis van artikel 9.1 cao.
De kantonrechter sluit aan bij een percentage van 16,9%. Partijen zijn het er over eens dat dit percentage het geschoonde prijsindexcijfer op de peildatum is.
FNV heeft in haar primaire vordering opgenomen dat verrekend dient te worden hetgeen de werkgever vanaf 1 januari 2023 al aan loonsverhoging heeft uitbetaald. Op de zitting heeft de werkgever toegelicht dat alle werknemers per 1 januari 2023 een loonsverhoging van 10% hebben ontvangen, en per 1 februari 2023 nog eens 0,75% extra.
Matiging wettelijke verhoging tot nihil
FNV vordert de maximale wettelijke verhoging over de nabetaling van het salaris. De werkgever heeft een beroep gedaan op matiging van de wettelijke verhoging. De kantonrechter honoreert het beroep op matiging van de wettelijke verhoging en matigt deze tot nihil.
Er is sprake van een juridisch geschil over de uitleg van de cao. De werkgever trekt daarin weliswaar aan het kortste eind, maar hij heeft in de discussie wel een pleitbaar standpunt ingenomen. Ook heeft de kantonrechter oog voor de opstelling van de werkgever in het geschil. De werkgever heeft overleg gezocht met FNV, de situatie uitgelegd aan haar personeel en heeft in overleg en met instemming van de ondernemingsraad een loonsverhoging van in totaal 10,75% doorgevoerd in 2023. Het past naar het oordeel van de kantonrechter gelet op deze omstandigheden niet om de werkgever een punitieve sanctie op te leggen in de vorm van een wettelijke verhoging.
De gevorderde wettelijke rente is wel toewijsbaar.
Gevorderde dwangsom afgewezen
De werkgever heeft bij conclusie van antwoord aangegeven dat hij de loonsverhoging waartoe hij door de rechter zou worden veroordeeld vrijwillig zal betalen aan alle werknemers, ook aan diegenen die met afwijkende loon afspraken hebben ingestemd. De kantonrechter heeft geen reden om te twijfelen aan deze bereidheid. De gevorderde dwangsom wordt daarom afgewezen.
Geen schadevergoeding
FNV vordert op grond van artikel 15 en 16 Wet cao een schadevergoeding van € 25.000 wegens het niet naleven van de cao door de werkgever. FNV stelt schade te hebben geleden door prestigeverlies naar de leden en verlies van wervingskracht naar de overige werknemers. De werkgever betwist dat FNV ook maar enig prestigeverlies heeft geleden. De opstelling van FNV in het geschil heeft zelfs geleid tot een ledengroei binnen de werkgever.
FNV heeft op de zitting niet weersproken dat het geschil met de werkgever heeft geleid tot een ledengroei. FNV heeft daarmee onvoldoende onderbouwd tot er aanleiding bestaat tot toekenning van een schadevergoeding. De vordering wordt afgewezen.
De werkgever is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de opzegging van de cao door de werkgever per 21 december 2022 nietig is en dat de cao na deze datum onverminderd is blijven gelden, waardoor de werkgever gehouden is om de in de cao genoemde loonsverhogingen toe te passen op de bij haar onderneming in dienst staande werknemers,
- veroordeelt de werkgever om de loonsverhoging uit de cao van 1 januari 2023 aan de werknemers toe te kennen, door de schaalsalarissen structureel te verhogen met een percentage van 17,65%,
- veroordeelt de werkgever om, na verrekening van hetgeen door de werkgever vanaf 1 januari 2023 al aan loonsverhoging aan der werknemers is betaald, zorg te dragen voor nabetaling van het te weinig betaalde loon, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van het te laat betaalde loon, te rekenen vanaf de datum waarop het loon verschuldigd is geworden tot de dag van volledige betaling, onder verstrekking van deugdelijke loonspecificaties,
- veroordeelt de werkgever in de proceskosten van € 2.683,44.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9036