De werkneemster werkte bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 31 mei 2023. De werkneemster stelt dat zij in mei 2023 bij de eindafrekening bruto € 2.750 aan salaris, € 1.354,84 aan vakantietoeslag, € 405 aan aanzegvergoeding en € 495 aan transitievergoeding had moeten krijgen. Zij stelt dat de werkgever haar niet genoeg heeft betaald.
De kantonrechter begrijpt dat de werkneemster verzoekt om de werkgever te veroordelen om de genoemde bedragen, voor zover ze nog niet betaald zijn, alsnog aan de werkneemster te betalen, met de wettelijke verhoging.
De werkneemster verzoekt de werkgever daarbij te veroordelen om ook een correcte loonstrook van mei 2023 af te geven. Verder verzoekt zij de werkgever te veroordelen tot het betalen van € 250 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
De werkgever is het niet eens met het verzoek. Volgens de werkgever hoeft hij niets meer te betalen aan de werkneemster.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om € 2.370,83 bruto aan loon en € 250 aan buitengerechtelijke kosten aan de werkneemster te betalen en een nieuwe loonstrook van mei 2023 af te geven, op straf van een dwangsom. De werkgever wordt ook veroordeeld in de proceskosten.
Vanaf 1 december 2022 in dienst
De werkneemster is per 1 december 2022 in dienst gegaan bij bedrijf 1. Gedurende de maand december 2022 hebben de werkneemster en bedrijf 1 echter besloten dat de werkneemster bij (de zustermaatschappij) de werkgever in dienst zou treden. De werkneemster en de werkgever hebben geen nieuwe arbeidsovereenkomst getekend, maar zij gaan er allebei vanuit dat de werkgever wel vanaf 1 december 2022 moet worden gezien als de werkgever van de werkneemster. De kantonrechter gaat daar daarom ook vanuit.
Recht op € 2.750 loon
De werkneemster en de werkgever zijn het erover eens dat het loon van de werkneemster € 2.750 per maand was. Dat loon heeft zij van januari tot en met april 2023 ook ontvangen. In principe moest zij dat in mei 2023 dus ook krijgen.
Verrekeningen toegepast
Vlak voor de zitting heeft de werkgever de loonstrook van mei 2023 aan de werkneemster gestuurd. Tijdens de zitting is deze ook aan de kantonrechter overhandigd. Uit die loonstrook blijkt dat de werkgever in mei € 1.557,63 bruto aan loon heeft betaald. Tijdens de zitting heeft de werkgever aangevoerd dat hij nog een aantal posten heeft verrekend met het maandsalaris over mei 2023.
De kantonrechter stelt voorop dat het aan de werkgever is om goed te specificeren en te onderbouwen dat hij het recht had om verrekeningen toe te passen. Hierna behandelt de kantonrechter de door de werkgever gestelde verrekenposten.
Verrekening voor ziektedagen onterecht
De werkgever heeft € 189,66 bruto ingehouden omdat de werkneemster in januari 2023 vijf dagen ziek is geweest. Hij heeft toegelicht dat hij er vanuit is gegaan dat de werkneemster die dagen recht had op 70% van haar loon. De werkneemster heeft tijdens de zitting aangevoerd dat zij recht heeft op 100%. De kantonrechter heeft de werkgever voorgehouden dat dit ook volgt uit de (niet-ondertekende) arbeidsovereenkomst (artikel 7.2). Daarop heeft de werkgever laten weten dat deze verrekening in dat geval moet vervallen. De kantonrechter begrijpt dat de werkgever daarmee bedoelt dat die verrekening ten onrechte heeft plaatsgevonden.
Verrekening voor verlofrechten en opgenomen dagen niet te volgen
De werkgever heeft verder € 751,78 en € 300,72 ingehouden op het loon. Hij heeft daarvoor de volgende onderbouwing aangeleverd tijdens de zitting.
Herberekening dagen werken:
20,39 x 5 – 101,95 + 19,57 – afgerond 121,52 inclusief vrije dagen.
19, 17, 15, 23, 17, 10 + 4 nationale vrije dagen – totaal 105 + 11,17 = 116,17 dagen.
121,52 – 116,17 correctie mei – 5,35 dag anders te veel verloond op basis van gemiddeld systeem op jaarbasis (2750/19,57×5,35) = -751,78 over mei.
Daadwerkelijk opgenomen dagen
Dec. 2 Febr 5 Apr. 1 Mei 11 = 19 – 11,17 = 7,83 te veel opgenomen vrije dagen.
Correctie uren 2,5 uur x (91 dagen/5) x 2,5 uur = 45,5 uur = 5,69
2750/19,57x(7,83-5,69) = – € 300,72 over mei.
Deze berekening is voor de kantonrechter onnavolgbaar. Zij heeft de werkgever tijdens de zitting herhaaldelijk gevraagd om deze berekening toe te lichten, maar de werkgever is daar niet in geslaagd. De gegrondheid van dit verrekeningsverweer is daardoor niet op eenvoudige wijze vast te stellen. De kantonrechter gaat daarom aan dat verweer voorbij.
Verrekening voor te veel ontvangen loon onvoldoende onderbouwd
De werkgever heeft ten slotte € 435,54 ingehouden op het loon. In december 2022 heeft de werkneemster dit bedrag uitbetaald gekregen, bovenop haar loon van € 2.750. Volgens de werkgever was dit ten onrechte. De werkneemster heeft dit betwist. Zij heeft verwezen naar haar arbeidsovereenkomst met bedrijf 1. Daarin staat een brutoloon vermeld van € 3.185,54. De werkneemster stelt dat zij gedurende december 2022 ook de werkzaamheden heeft verricht die in die arbeidsovereenkomst staan, dus dat zij voor december 2022 ook recht had op het betaalde bedrag van € 3.185,54 bruto.
Het had op de weg van de werkgever gelegen om het verrekeningsverweer verder te onderbouwen, zeker gezien de omstandigheid dat hij pas voor het eerst vijf maanden later dit bedrag heeft ingehouden. Dat heeft hij echter nagelaten. De kantonrechter oordeelt dat deze verrekenpost daarom onvoldoende is onderbouwd.
€ 2.750 aan loon zonder verrekening betalen
De conclusie is dat de werkgever het loon van mei 2023 van € 2.750 zonder toepassing van verrekening moest uitbetalen.
€ 1.354,84 aan vakantietoeslag betalen
De werkneemster en de werkgever zijn het erover eens dat de werkgever in mei 2023 verder 8% vakantietoeslag moest betalen over het loon van december 2022 tot en met mei 2023. Uit het voorgaande volgt dat de werkneemster in die periode € 16.935,54 aan loon had moeten ontvangen (1 x € 3.185,54 en 5 x € 2.750). Zij heeft dus aanspraak op € 1.354,84 aan vakantietoeslag. Dit is het bedrag dat de werkneemster ook in haar verzoekschrift heeft genoemd.
Transitievergoeding van € 495 bruto betalen
Er is geen discussie over dat de werkneemster recht heeft op een transitievergoeding. Partijen zijn het alleen niet eens over de hoogte. Het door de werkneemster verzochte bedrag van € 495 is correct berekend. De werkneemster heeft namelijk recht op 1/6 maandsalaris van € 2.970 (inclusief vakantietoeslag), aangezien zij een half jaar bij de werkgever heeft gewerkt (artikel 7:673 BW).
De werkgever heeft tijdens de zitting nog aangevoerd dat hij financieel in een moeilijke periode zit en hij heeft verzocht om daarom te oordelen dat hij geen (of minder) transitievergoeding hoeft te betalen. Dit verweer slaagt niet. De transitievergoeding hoeft alleen niet te worden betaald als sprake is van faillissement of surseance van betaling (artikel 7:673c lid 1 BW). Dat daarvan sprake is, is niet gesteld of gebleken.
Aanzegvergoeding van € 266,13 betalen
De werkgever was verplicht om uiterlijk 30 april 2023 schriftelijk aan de werkneemster te laten weten dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet per 31 mei 2023. Hij heeft dat pas op 3 mei 2023 gedaan. Omdat hij drie dagen te laat is, moet hij een aanzegvergoeding van € 266,13 (€ 2.750 / 31 * 3) betalen (artikel 7:668 BW).
€ 321,94 wettelijke verhoging betalen
De werkgever had € 4.104,84 moeten betalen, maar hij heeft € 2.817,08 betaald. De werkgever heeft dus € 1.287,76 te weinig betaald. Omdat de werkgever een deel van het loon en de vakantietoeslag te laat heeft betaald, moet hij daarover wettelijke verhoging betalen (artikel 7:625 BW). De kantonrechter matigt die verhoging tot 25%. De te betalen wettelijke verhoging bedraagt daarom € 321,94 bruto.
De werkneemster heeft ook de wettelijke verhoging verzocht over de transitievergoeding en aanzegvergoeding. Dat kan niet worden toegewezen. De wettelijke verhoging geldt alleen voor de betaling van loon. De transitievergoeding en aanzegvergoeding zijn dat niet.
Totaal nog € 2.370,83 bruto betalen
Uit het voorgaande volgt dat de werkgever in mei 2023 € 4.865,97 bruto had moeten betalen. De werkgever heeft € 2.817,08 bruto betaald. Dit betekent dat hij € 2.048,89 te weinig heeft betaald. Samen met de wettelijke verhoging moet hij dus nog € 2.370,83 bruto betalen. Het verzoek van de werkneemster wordt in die zin toegewezen.
Nieuwe loonstrook voor mei 2023 afgeven
Uit het voorgaande blijkt dat de loonstrook van mei 2023 niet correct is. De werkgever zal daarom een nieuwe loonstrook moeten verstrekken, binnen een week na deze beschikking, zoals verzocht door de werkneemster (artikel 7:626 BW). De verzochte dwangsom wordt toegewezen en vastgesteld op € 50 per dag, met een maximum van € 2.000.
€ 250 betalen voor buitengerechtelijke kosten
De gemachtigde van de werkneemster heeft in ieder geval één aanmaning aan de werkgever gestuurd. de werkneemster heeft recht op een vergoeding van de kosten die zij daarvoor heeft gemaakt. De geëiste vergoeding van € 250 is niet hoger dan het bedrag dat volgt uit de wet (Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) en wordt daarom toegewezen.
Proceskosten betalen
De werkgever krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 13 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9574