Een man was in 2015 professioneel mountainbiker. Gedurende de jaren 2009 tot en met 2015 heeft hij gefietst voor een GmbH-team. In 2015 bestond dit team uit zes mountainbikers. In 2016 fietste de man voor een ander team. Eind 2016 heeft hij zijn carrière als professioneel mountainbiker beëindigd.
Op 29 november 2012 heeft de man twee overeenkomsten afgesloten met GmbH te Duitsland. Een ‘cyclist-contract’ (wielercontract) en een overeenkomst die betrekking heeft op de sponsoring van een man (sponsorcontract). Deze overeenkomsten golden van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Op 21 oktober 2014 zijn de overeenkomsten verlengd tot en met 31 december 2015.
Aangifte IB/PVV 2015
De man heeft aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.197. Hij heeft € 45.678 aan winst uit onderneming aangegeven en heeft in zijn aangifte verzocht om aftrek elders belast naar een bedrag van € 31.045. een man heeft een bedrag van € 21.794 aan kosten in aftrek gebracht. Dit bedrag bestaat uit:
- Inkopen fietsen en onderdelen € 2.911
- Kosten i.v.m. dagen buitenland 51/360 x € 70.400 € 9.973
- Kantoorkosten € 1.173
- Autokosten € 2.500
- Algemene kosten € 5.237
Totaal € 21.794
Aanslag IB/PVV 2015
De inspecteur is van de aangifte afgeweken en heeft de aanslag IB/PVV 2015 vastgesteld naar een belastbaar inkomen van € 68.816. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 67.708 en is als volgt samengesteld:
- salaris GmbH € 73.400
- resultaat uit overige werkzaamheden € 7.789
- aandeel belastbare inkomsten uit eigen woning € 6.233 -/-
- uitgaven voor onderhoudsverplichtingen € 7.248 -/-
Totaal € 67.708
Het resultaat uit overige werkzaamheden is als volgt berekend:
- Inkomsten € 11.948
- Af: kosten
- Inkopen fietsen en onderdelen € 2.911
- Pro rata aandeel overige kosten € 1.248
- € 4.159
Totaal € 7.789
De inspecteur heeft rekening gehouden met een aftrek elders belast van 50/303*€ 73.400= € 12.112. De aftrek elders belast is niet in geschil. Ook is bij beschikking € 1.357 belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft de aanslag en de rentebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of ten aanzien van de mountainbike-activiteiten van een man sprake is van loon uit dienstbetrekking (loon) of resultaat uit overige werkzaamheid (row).
De mountainbiker concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag IB/PVV 2015 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.046. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Is sprake van loon uit dienstbetrekking?
Op grond van artikel 3.81 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 in samenhang met artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964, voor zover hier van belang, is loon al wat uit een dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking.
Bij de beoordeling of sprake is van loon dat uit een dienstbetrekking wordt genoten, is maatgevend of is voldaan aan de eisen van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor als vereisten gelden: een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een verplichting tot het betalen van loon en een gezagsverhouding.
Hierbij moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daartoe zijn niet alleen van belang de rechten en verplichtingen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stonden, maar ook de wijze waarop partijen aan hun overeenkomst uitvoering hebben gegeven en daaraan aldus inhoud hebben gegeven.
Is sprake van gezagsverhouding?
Tussen partijen is niet in geschil dat een man zich heeft verbonden om persoonlijk arbeid te verrichten en dat GmbH verplicht is om hiervoor te betalen. Daarom zal het hof hierna beoordelen of sprake is van een gezagsverhouding. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van een gezagsverhouding moet worden beoordeeld of degene die arbeid verricht aan een zeker gezag is onderworpen van de wederpartij en of laatstgenoemde bevoegd is opdrachten en instructies te geven en om controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van het werk.
Zelf trainingsschema en voeding bepalen
Ter zitting heeft de gemachtigde namens de man betoogd dat weliswaar uit de overeenkomsten een gezagsverhouding volgt maar dat feitelijk geen sprake was van een gezagsverhouding. De man kon immers zelf zijn trainingsschema en voeding bepalen. Anders dan bij wielrenners hoefde een man – als mountainbiker – zich niet aan teamafspraken over de wedstrijdtactiek te houden, ook hield GmbH niet dagelijks toezicht op een man.
Overeenkomsten met gedetailleerde regels
Volgens het hof heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat ondanks de overeenkomsten waarin tot in detail is geregeld waar hij zich aan moet houden en die ook volgens hem een gezagsverhouding inhouden, feitelijk geen sprake was van een gezagsverhouding.
GmbH bepaalde wedstrijden, kleding, fiets e.d.
De omstandigheden dat de mountainbikesport geen teamsport is en dat GmbH zich niet bemoeide met de voeding en het trainingsschema van een man zijn onvoldoende om tot het oordeel te komen dat een gezagsverhouding ontbreekt. GmbH bepaalde namelijk nog steeds aan welke wedstrijden een man moest deelnemen, welke kleding hij daarbij en tijdens zijn trainingen moest dragen, welke fiets hij moest gebruiken en wanneer hij voor promotieactiviteiten moest aantreden.
De omstandigheden dat de mountainbiker de aangewezen wedstrijden ook zonder bemoeienis van GmbH zou willen fietsen en hij alleen naar de promotieactiviteiten hoefde te gaan indien dat in zijn trainings- en wedstrijdschema paste, maken dit niet anders.
Voor zover de man subsidiair stelt dat de inspecteur bij het vaststellen van het row van € 7.789 onvoldoende kosten in aftrek heeft gebracht, faalt deze stelling. Tegenover het gemotiveerde betoog van de inspecteur dat rekening is gehouden met de kosten voor inkoop en een pro rata deel van de algemene kosten, heeft een man niet aannemelijk gemaakt dat meer kosten voor aftrek in aanmerking komen.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van een man niet slaagt.
Uitspraak Hof ‘s-Hertogenbosch, 5 juli 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2201