
De werkneemster werkte als schoonmaakster voor 8 uur per week. Op 19 januari 2018 heeft de werkneemster zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten.
Op 19 juli 2018 heeft een arts, werkzaam bij de Arbodienst van de werkgever van de werkneemster, de werkneemster per 6 augustus 2018 hersteld geacht voor haar eigen werk.
Op 27 november 2018 heeft een andere arts van de Arbodienst de werkneemster ongeschikt geacht voor haar eigen werk, maar wel geschikt geacht voor fysiek aangepast werk.
De werkneemster heeft vervolgens op 10 april 2019 een deskundigenoordeel aangevraagd over het advies van de arts van 19 juli 2018.
Geen uitspraak over arbeidsgeschiktheid
Een verzekeringsarts van UWV heeft de werkneemster op 17 mei 2019 gezien op het spreekuur en heeft informatie opgevraagd bij haar huisarts en psycholoog. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 11 oktober 2019 geconcludeerd dat er wegens het ontbreken van informatie geen uitspraak kan worden gedaan over de arbeidsgeschiktheid in het eigen werk met ingang van 6 augustus 2018.
WIA-aanvraag afgewezen
Op 27 oktober 2019 heeft de werkneemster een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gedaan. Bij besluit van 13 december 2019 heeft UWV de aanvraag van de werkneemster afgewezen, omdat zij de wettelijke wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.
104 weken niet verstreken
UWV heeft daarbij de conclusie van een verzekeringsarts in zijn rapport van 2 december 2019 gevolgd dat 27 november 2018 de eerste ziektedag is, zodat de 104 weken nog niet zijn verstreken.
Het bezwaar van de werkneemster tegen dit besluit heeft UWV bij besluit van 8 juni 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt het rapport van 20 mei 2020 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
Oordeel rechtbank
De werkneemster heeft in beroep een recept voor medicatie van een psychiater van 31 oktober 2018 en een brief van haar psycholoog van 12 maart 2019 overgelegd.
Zorgvuldig medisch onderzoek
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van de werkneemster tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Nieuwe ziekteperiode
Dit betekent dat de aangevangen wachttijd op 6 augustus 2018 is gestuit en op 27 november 2018 een nieuwe ziekteperiode is aangevangen, zodat de werkneemster niet de wachttijd van 104 weken heeft doorlopen. De aanvraag om een WIA-uitkering is daarom terecht afgewezen.
In hoger beroep
De werkneemster heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij doorlopend arbeidsongeschikt is gebleken en dat de arts van de Arbodienst haar ten onrechte hersteld heeft verklaard op 6 augustus 2018.
Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld, blijkt uit de brief van de psycholoog van appellante wel degelijk dat zij doorlopend dezelfde klachten had en dus ook op 6 augustus 2018 arbeidsongeschikt was. Dit betekent dat UWV had moeten uitgaan van de eerste ziekmelding op 19 januari 2018, zodat appellante de wachttijd van 104 weken heeft volgemaakt.
Wachttijd van 104 weken niet vervuld?
Artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA bepaalt dat voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering voor hem een wachttijd van 104 weken geldt.
Tussen partijen is in geschil of UWV terecht heeft vastgesteld dat de werkneemster na de ziekmelding op 19 januari 2018 de wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld, omdat zij met ingang van 6 augustus 2018 weer arbeidsgeschikt was.
Oordeel Centrale Raad van Beroep
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, heeft UWV onvoldoende gemotiveerd dat de wachttijd op 6 augustus 2018 is gestuit. De Centrale Raad overweegt daartoe als volgt.
Geschikt voor eigen werk
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusie dat de werkneemster op 6 augustus 2018 weer geschikt was voor haar eigen arbeid voornamelijk gebaseerd op het advies van de arts van de Arbodienst van 18 juli 2018.
Spanningsklachten werkgerelateerd
In dat advies heeft de arts overwogen dat de spanningsklachten van de werkneemster werkgerelateerd zijn en dat deze op het werk opgelost moeten worden door met elkaar in gesprek te gaan. Om die reden bestaan er volgens de arts geen medische redenen voor het voortduren van de arbeidsongeschiktheid na 6 augustus 2018.
Niet gemotiveerd waarom
De arts heeft niet gemotiveerd waarom de oorzaak van deze spanningsklachten relevant is voor de vraag of de werkneemster geschikt is voor haar eigen werk. Dat de klachten van de werkneemster mogelijk zijn veroorzaakt door problemen op het werk, is immers op zichzelf geen criterium bij beantwoording van de vraag of de werkneemster arbeidsongeschikt is.
Onvoldoende gemotiveerd
Gelet hierop en in het licht van de informatie van de psycholoog van 30 april 2018 dat de werkneemster is gediagnosticeerd met een depressieve stoornis en hiervoor onder behandeling is, heeft de arts onvoldoende gemotiveerd waarom deze klachten niet tot arbeidsongeschiktheid leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich om die reden niet op dit advies kunnen baseren.
Klachten niet verminderd
Uit de brief van de psycholoog van 12 maart 2019 blijkt verder dat de werkneemster daar tot februari 2019 in behandeling is geweest. Deze brief geeft ook geen aanwijzingen dat de klachten in augustus 2018 waren verminderd. Dit leidt tot de conclusie dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft onderbouwd dat de werkneemster met ingang van 6 augustus 2018 niet langer arbeidsongeschikt was.
Aanvraag onterecht afgewezen
UWV heeft onvoldoende onderbouwd dat de aanvraag van de werkneemster om een WIA-uitkering is afgewezen, omdat zij de wachttijd van 104 weken nog niet heeft doorlopen. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het beroep van de werkneemster is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 17 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:939