Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de rapporten ‘Cao-afspraken over regelingen voor
vervroegd uittreden (RVU)’ en ‘Redenen om wel of niet deel te nemen aan de regeling vervroegd uittreden (RVU)’.
Cao-afspraken
Het onderzoek laat zien dat tot en met eind 2021 in steeds meer cao’s afspraken zijn gemaakt over eerder uittreden. Sociale partners weten dus gebruik te maken van de mogelijkheden die de fiscale RVU-maatregel hen sinds 2021 biedt.
Een actuelere stand van het aandeel cao’s met een RVU-afspraak dan die van eind 2021 is niet voorhanden. In de jaarlijkse rapportage van cao-afspraken van SZW wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van RVU-afspraken in cao’s eind 2022. Deze rapportage wordt naar verwachting voor de zomer 2023 met de Tweede Kamer gedeeld. Ook daarna kan het aandeel cao’s met een RVU-afspraak nog toenemen.
Tegelijkertijd kent het ministerie van SZW een flankerende subsidieregeling met eenzelfde looptijd (2021-2025), die sociale partners in branches en sectoren ondersteunt bij investeringen in duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU).
MDIEU-regeling
De regering vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen gezond werkend hun pensioen kunnen bereiken. Daarvoor is het belangrijk dat werkgevers en werknemers investeren in
duurzame inzetbaarheid. Met de tijdelijke MDIEU-regeling ondersteunt het kabinet sociale partners in sectoren die hierop een extra inspanning willen plegen, en draagt het bij aan het oplossen van knelpunten rondom het aanbieden van regelingen voor vervroegd uittreden
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen heeft de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aangegeven open te staan voor verbeteringen in de huidige MDIEU-regeling. Hierover wordt overleg gevoerd met sociale partners. De Tweede Kamer wordt hier begin 2023 over geïnformeerd.
Ontziemaatregelen
In veel cao’s bestaan al ontziemaatregelen om de werkbelasting van oudere werknemers te verlichten, bijvoorbeeld door vrijstelling van diensten, extra verlof, arbeidsduurverkorting, demotie of deeltijdpensioen. 81% van de werknemers die onder de 98 grootste cao’s van Nederland vallen hebben één om meer dergelijke afspraken in hun cao.
De MDIEU biedt sectoren subsidie voor verschillende activiteiten die gerelateerd zijn aan ontziemaatregelen. Sectoren kunnen bijvoorbeeld subsidie aanvragen voor onderzoek naar mogelijke ontziemaatregelen in een sector, communicatie en voorlichting over bestaande mogelijkheden, en activiteiten of interventies die de fysieke of mentale belasting helpen terug te dringen. Op deze manier wil de regering sectoren stimuleren om met verschillende instrumenten aan de slag te gaan om (oudere) werkenden inzetbaar te houden.
Eerder uittreden en duurzame inzetbaarheid
Met de tijdelijke vrijstelling van RVU-heffing en de subsidieregeling MDIEU geeft het kabinet ruimte aan sociale partners om in de periode 2021-2025 afspraken te maken over eerder uittreden
en duurzame inzetbaarheid. Het is aan werkgevers en werknemers zelf om te zien of zij hierover afspraken willen maken, en zo ja op welke manier zij dat willen vormgeven.
Sociale partners in sectoren kunnen zelf immers het best bepalen of er in hun sector of branche een behoefte bestaat aan meer duurzame inzetbaarheid of eerder uittreden, en voor welke werknemers gezond doorwerken tot AOW moeilijk is, bijvoorbeeld doordat in het verleden onvoldoende is geïnvesteerd in hun duurzame inzetbaarheid.
Geen definitie van zwaar beroep
Er is mede om die reden geen eenduidige definitie van een zwaar beroep en er is daarom geen inzicht in het aantal mensen dat wegens het hebben van een zwaar beroep moeite heeft om door te werken tot de AOW-leeftijd. Het kabinet is voorwaardenscheppend en heeft geen eigen verwachtingen of doelstellingen ten aanzien van het gebruik van RVU-regelingen. Het aantal cao’s waarin afspraken worden gemaakt over RVU neemt toe, evenals het aantal mensen dat met RVU gaat.
Tot en met eind 2025 kunnen nog regelingen voor vervroegd uittreden worden overeengekomen. Ook werknemers die niet onder een cao vallen, kunnen een RVU afspreken met hun werkgever. Een collectieve afspraak hoeft daar niet aan ten grondslag te liggen.
Zwaarst belast
Het is aan de sociale partners om ervoor te zorgen dat de RVU-regelingen terecht komen bij de werkenden die dit het meest nodig hebben. Daar waar al RVU-regelingen zijn overeengekomen,
zijn die veelal gericht op de werknemers die naar het oordeel van de sociale partners in de betreffende sector het zwaarst belast zijn.
Om in aanmerking te komen voor MDIEU-subsidie is een afbakening verplicht; sectoren moeten bepalen en onderbouwen welke specifieke groep werknemers zij een RVU willen
aanbieden, omdat doorwerken tot de AOW-gerechtigde leeftijd voor deze groep op dit moment nog te moeilijk is.
Sociale partners kunnen in de cao afspreken dat een werkgever verplicht is om mee te werken met een RVU-verzoek van een werknemer. In dat geval kunnen alleen de werknemers die binnen de sectorale criteria vallen hieraan een recht ontlenen. Dit past bij hoe de RVU-regeling en de subsidieregeling zijn bedoeld.
Financiële overwegingen
Of werknemers daadwerkelijk besluiten gebruik te maken van een RVU hangt af van meerdere factoren. Ook financiële overwegingen spelen een rol. Deze financiële overwegingen worden niet alleen beïnvloed door de hoogte van de RVU-uitkering.
De maximale RVU-uitkering komt in netto termen overeen met een AOW-uitkering en is voor iedereen, ongeacht inkomensniveau, gelijk. De financiële omstandigheden van werkenden verschillen (beschikbaarheid van pensioen of spaargeld, hoogte van de vaste lasten, inkomen partner) en spelen mee in de keuze om wel of niet eerder uit te treden.
Door het tijdelijk vrijstellen van de 52% RVU-heffing en het beschikbaar stellen van bijna een miljard euro voor de MDIEU-regeling faciliteert de overheid de werkgever, zodat deze RVU-afspraken kan maken met de werknemer.
Eventuele knelpunten rond de RVU-deelname van werknemers die voortkomen uit financiële overwegingen moeten dan ook in de relatie werkgever-werknemer worden opgelost.
Deeltijdfactor
Veel deeltijdwerkers ontvangen een RVU-uitkering waarop een deeltijdfactor is toegepast. Het niet toepassen van een deeltijdfactor kan de stap naar deelname aan een RVU-regeling vergemakkelijken.
Uit het onderzoek ‘cao-afspraken naar regelingen voor vervroegd uittreden’ blijkt dat in de meeste onderzochte cao’s is afgesproken dat er een deeltijdfactor wordt toegepast op de uitkeringshoogte van deeltijdwerkers. De hoogte van de RVU-drempelvrijstelling is echter niet afhankelijk van de deeltijdfactor. Het is aan sociale partners om te bepalen of het toepassen van een deeltijdfactor op de uitkeringshoogte passend is bij de situatie van de sector.
Onvoorwaardelijk of vrijwillig
Werkgevers en werknemers die in de cao afspraken maken over een RVU-regeling kunnen die afspraken een onvoorwaardelijk karakter geven, zodat een werknemer die tot de doelgroep
behoort een recht kan ontlenen aan de RVU-afspraak die voor de sector is gemaakt. Maar zij kunnen ook een uitzonderingsclausule opnemen, in geval van zwaarwegend bedrijfsbelang, of
deelname aan de regeling baseren op wederzijdse vrijwilligheid. Het is aan sociale partners om dit gezamenlijk te wegen en af te spreken.
RVU-drempelvrijstelling
De RVU-drempelvrijstelling wordt jaarlijks vastgesteld. De hoogte is gerelateerd aan de AOW, in die zin dat de drempelvrijstelling jaarlijks in netto termen gelijk wordt gesteld aan de AOW. Een
hogere AOW zal dus leiden tot een hogere drempelvrijstelling. De drempelvrijstelling voor 2023 bedraagt €24.444 per jaar, wat uitkomt op €2.037 per maand. Zowel nieuwe als bestaande RVU-uitkeringen kunnen in lijn met de nieuwe drempelvrijstelling worden verhoogd.
Wel of niet indexeren
Sociale partners maken zelf afspraken over de hoogte van de uitkering en over het al dan niet indexeren. RVU-regelingen die jaarlijks worden geïndexeerd, kunnen in aanmerking komen voor MDIEU-subsidie, waarbij geldt dat de uiteindelijke subsidietoekenning nooit hoger kan zijn dan het oorspronkelijk aangevraagde subsidiebedrag. Voor de hoogte van het totale budget van de MDIEU heeft dit geen gevolgen.
Doorwerken niet meer haalbaar
De drempelvrijstelling voor RVU is bedoeld voor mensen voor wie doorwerken tot aan de pensioenleeftijd niet meer haalbaar is. De RVU-drempelvrijstelling stelt hun werkgever in staat met hen een regeling te treffen zodat zij eerder kunnen stoppen met werken. Om daarbij in aanmerking te komen voor MDIEU-subsidie is de voorwaarde gesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen
werknemer en werkgever wordt beëindigd.
RVU én werken
In bepaalde gevallen kan het echter zijn dat iemand in een andere minder belastende baan, of in deeltijd, nog wel kan werken. Dat is wettelijk ook toegestaan; het is, buiten de subsidievoorwaarde van de MDIEU-regeling, niet verplicht dat werknemers die een RVU ontvangen volledig stoppen met werken. Het is dus mogelijk om, gebruikmakende van de RVU-drempelvrijstelling, door te werken in een andere baan, een andere sector of in deeltijd, mits in lijn met de gemaakte (cao-)afspraken tussen werkgever en werknemer.
Maandelijkse uitbetaling
In de subsidieregeling MDIEU is maandelijkse uitbetaling van de RVU als voorwaarde opgenomen. De Stichting van de Arbeid adviseert cao-onderhandelaars ook om de RVU-uitkering maandelijks uit te keren. Dit is vastgelegd in de handreiking voor uitvoering RVU’s die is opgesteld door de Stichting van de Arbeid en SZW.
In de praktijk worden RVU-uitkeringen daardoor nu veelal maandelijks uitgekeerd. De regering ziet hierin geen obstakel voor het benutten van RVU-regelingen.
Zelfstandigen
Zelfstandigen kunnen geen gebruik maken van de RVU. Niet omdat zij niet onder een cao vallen, maar omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst die vroegtijdig wordt beëindigd, en
waarvoor de werkgever bereid is de werknemer een uitkering ter overbrugging tot aan de AOW-leeftijd uit te keren.
Zelfstandigen kunnen zelf keuzes maken ten aanzien van het einde van hun loopbaan. Zij kunnen ervoor kiezen om eerder te stoppen met werken en zullen dit zelf moeten financieren, of ervoor kiezen hun lijfrente (als aan de orde) – al dan niet gedeeltelijk – eerder in te laten gaan.
Tot en met 2025
In het Pensioenakkoord is afgesproken dat de RVU-drempelvrijstelling en MDIEU-subsidie tijdelijke maatregelen zijn die tot en met 2025 van kracht zijn. Na 2025 is het aan werkgevers en werknemers om zich gezamenlijk te richten op gezond doorwerken tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit is in lijn met de afspraken in het Pensioenakkoord en de communicatie vanuit de regering, werkgeversorganisaties en vakbonden, door wie het Pensioenakkoord gezamenlijk is ondertekend.
Antwoorden op vragen over rapporten over regelingen voor vervroegd uittreden