Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet de werknemer onder andere een specifieke deskundigheid hebben. Deze eis wordt sinds 1 januari 2012 ingevuld door een salarisnorm die elk jaar wordt geïndexeerd. De salarisnorm bedraagt in 2022 € 39.467.
Lagere of geen salarisnorm
Voor bepaalde werknemers die in het wetenschappelijk onderwijs een Nederlandse mastertitel hebben behaald of een gelijkwaardige buitenlandse titel, en die jonger zijn dan 30 jaar, geldt een afwijkende lagere salarisnorm van € 30.001 (2022).
Voor werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen en artsen in opleiding tot specialist geldt geen salarisnorm.
Profvoetballers
In beperkte mate komt het voor dat bij bepaalde beroepsgroepen (vrijwel) iedere werknemer bijvoorbeeld in een specifieke functie voldoet aan het salariscriterium. De salarisnorm is dan geen onderscheidend criterium meer. Het is onwenselijk dat in dergelijke beroepsgroepen iedere werknemer die vanuit het buitenland in Nederland komt werken automatisch in aanmerking komt voor de 30%-regeling. Een voorbeeld van een dergelijke beroepsgroep is die van profvoetballers.
Schaarstecriterium
Voor die gevallen wordt ook getoetst aan het schaarstecriterium. Dit houdt in dat de specifieke deskundigheid van de betreffende werknemer schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Bij de beoordeling hiervan speelt het opleidingsniveau van de werknemer mee, de ervaring van de werknemer die relevant is voor de functie en de verhouding tussen het beloningsniveau voor de functie in Nederland en die van het land van herkomst.
Waarom geen afschaffing 30%-regeling?
Waarom heeft het kabinet niet gekozen voor afschaffing van de 30%-regeling?
Uit de evaluatie van de 30%-regeling in 2017 is gebleken dat deze regeling doeltreffend is met betrekking tot het doel om werknemers met een specifieke deskundigheid waar schaarste voor bestaat op de Nederlandse arbeidsmarkt aan te trekken.
De gebruikers van de 30%-regeling hebben in algemene zin specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt schaars is. Ze werken veelal in krapteberoepen en krapteberoepsgroepen. Naast vakspecifieke kennis en vaardigheden gaat het vaak ook om bedrijfs-, cultuur- of taalspecifieke kennis en vaardigheden. De 30%-regeling heeft effect op het aantrekken van deze werknemers.
Verder blijkt uit de evaluatie dat de regeling voor een deel van de werkgevers een relevante factor is binnen het Nederlandse vestigingsklimaat. Het gaat met name om (grote) internationaal georiënteerde werkgevers, die actief zijn in sectoren die relatief arbeidsintensief zijn en/of relatief veel te maken hebben met hoogwaardige schaarse arbeid, zoals het geval is bij hoofdkantoorfuncties, ICT-werkzaamheden, onderzoek en ontwikkeling, internationale marketing en internationale sales.
Afschaffing van de 30%-regeling geeft bovendien een negatief signaal af richting het internationaal bedrijfsleven dat overweegt te investeren in Nederland.
Meerdere omliggende landen kennen bovendien een vergelijkbare regeling. Het is daarom onverstandig als Nederland als enige land haar fiscale voorziening voor inkomende buitenlandse werknemers zou afschaffen.
Beperken 30%-regeling
Dat neemt niet weg dat uit de evaluatie ook naar voren is gekomen dat de 30%-regeling voor ongeveer de helft van de gebruikers een ruimere onbelaste vergoeding lijkt te bieden dan waarvan sprake zou zijn bij vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte extraterritoriale kosten (ETK). Gelet hierop heeft het kabinet gekozen voor het beperken van de 30%-regeling door de onbelaste vergoeding binnen de 30%-regeling te maximeren op 30% van het bedrag van de WNT-norm. Hierdoor zal de 30%-regeling meer aansluiten bij het vergoeden van de daadwerkelijk gemaakte ETK.
Aftopping 30%-regeling per 1 januari 2024 – beperkt tot WNT-norm
Impact maatregel op vestigingsklimaat?
Wat is de impact van de maatregel inclusief het overgangsrecht op het Nederlandse vestigingsklimaat?
Het kabinet verwacht dat de impact van de voorgestelde maatregel op het Nederlandse vestigingsklimaat beperkt zal zijn. De WNT-norm ligt in 2022 ligt op € 216.000. Door hierbij aan te sluiten mag bij toepassing van de 30%-regeling maximaal € 64.800 (30% van € 216.000) onbelast worden vergoed. Het kabinet meent dat dit een dermate hoog bedrag aan ETK omvat dat ook ingekomen werknemers met een hoger loon in toereikende mate van de regeling gebruik kunnen maken.
Mocht dat in een individueel geval toch niet het geval zijn, dan kan men in plaats van de 30%-regeling toe te passen nog steeds zonder maximering de daadwerkelijk gemaakte ETK onbelast vergoed krijgen.
Gelijke behandeling van werknemers?
Waarom kunnen ingekomen werknemers meer kosten vergoed krijgen dan reguliere werknemers en in hoeverre vindt het kabinet gelijke behandeling van werknemers van belang?
Ingekomen werknemers maken vanwege hun uitzending naar Nederland extra kosten (zogenoemde extraterritoriale kosten). Dat zijn onder meer extra kosten voor levensonderhoud door een hoger prijspeil in Nederland, de kosten voor een kennismakingsbezoek aan Nederland, kosten voor het aanvragen of omzetten van officiële persoonlijke papieren (zoals verblijfsvergunningen, visa en rijbewijzen), reiskosten van en naar het land van herkomst en dubbele huisvestingskosten.
Deze ETK kunnen onder bepaalde voorwaarden door de werkgever onbelast worden vergoed. Reguliere werknemers maken deze extra kosten niet en deze hoeven daarom niet onbelast te worden vergoed door de werkgever. Het kabinet vindt gelijke behandeling van werknemers van groot belang maar van een ongelijke behandeling van gelijke werknemers is hier geen sprake.
Regelingen andere Europese landen?
Hoe verhoudt de Nederlandse 30%-regeling zich tot regelingen van andere Europese landen?
Er is een breed scala aan invullingen van deze regelingen. Zowel forfaitaire regelingen als regelingen waarbij de werkelijke kosten onbelast kunnen worden vergoed alsmede combinaties hiervan komen voor. Gelet op deze verschillen zijn de regelingen niet één op één vergelijkbaar. België, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk hebben regelingen die kostenaftrek of (deels) belastingvrije vergoedingen faciliteren. Daarbij geldt dat België en Luxemburg een plafond hanteren. Verder geldt in landen als Frankrijk en Denemarken een vrijstelling voor het inkomen van expats. Duitsland heeft geen regeling.
Meer in lijn met regelingen andere EU-landen
Uit de evaluatie van de 30%-regeling in 2017 komt naar voren dat de Nederlandse regeling relatief ruim was. Naar aanleiding hiervan is de maximale looptijd van de regeling in 2019 verkort van acht naar vijf jaar. Met voornoemde maatregel en de maatregel van het maximeren van de regeling op 30% van het
bedrag van de WNT-norm verwacht het kabinet dat de Nederlandse regeling meer in lijn ligt met de regelingen in andere Europese landen.
Aftoppingsmaatregel
5,8% van de gebruikers van de 30%-regeling heeft een loon van meer dan € 209.000, het bedrag van de WNT-norm in 2021. Het percentage gebruikers dat op basis van gegevens van 2021 geraakt zou worden door de aftopping is iets hoger, namelijk 6,5%. Het gemiddelde loon voor alle gebruikers van de 30%-regeling bedroeg in 2021 € 83.000.
Volgens de door de Belastingdienst bij aanvraag van een beschikking 30%-regeling opgenomen
deskundigheidsomschrijving valt 90% onder de categorie ‘overigen’ of ‘overige know how’. Het gemiddelde loon bedroeg in 2021 voor deze groep € 343.000.
De WNT-norm ligt in 2022 ligt op € 216.000. Door hierbij aan te sluiten mag bij toepassing van de 30%-regeling maximaal € 64.800 (30% van € 216.000) onbelast worden vergoed.
De aftoppingsmaatregel als zodanig wordt doelmatig en doeltreffend geacht. Het extra aantal benodigde fte ziet alleen op het overgangsrecht. In de structurele situatie is een dergelijk hoog aantal fte niet meer aan de orde.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht geldt voor ingekomen werknemers bij wie de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast. Voor deze groep vindt de aftopping van de 30%-regeling eerst toepassing vanaf 1 januari 2026.
Voor deze groep ingekomen werknemers geldt dat bij aanvang van toepassing van de 30%-regeling nog niet definitief vaststond dat het binnen de regeling maximaal in aanmerking te nemen bedrag vanaf 1 januari 2024 zou worden afgetopt.
Het overgangsrecht is niet langer van toepassing op een werknemer die na 31 december 2022 enige tijd niet meer als ingekomen werknemer wordt aangemerkt, bijvoorbeeld omdat de tewerkstelling in Nederland eindigt, en op enig moment vóór 1 januari 2026 weer wel als zodanig wordt aangemerkt.
Wanneer deze werknemer op het latere tijdstip weer als ingekomen werknemer wordt aangemerkt, geldt de aftopping vanaf dat moment en niet pas vanaf 1 januari 2026. Voor deze werknemer staat immers vanaf de aanvraag van een nieuwe beschikking voor de 30%-regeling en hernieuwde kwalificatie als ingekomen werknemer na 31 december 2022 vast dat aftopping aan de orde zal zijn.
Samenhangende groep inhoudingsplichtigen
Bij een samenhangende groep inhoudingsplichtigen (SGI) wordt de nieuwe inhoudingsplichtige zoals de NOB ook aangeeft geacht dezelfde inhoudingsplichtige te zijn als de voorgaande inhoudingsplichtige. Er is daarbij sprake van het doorlopend blijven kwalificeren als ingekomen werknemer en er dient ook geen
nieuwe beschikking voor de 30%-regeling te worden aangevraagd. In die situatie blijft het overgangsrecht van toepassing.
Ditzelfde geldt indien sprake is van een overgang van de onderneming naar een andere onderneming waarbij de ingekomen werknemer van rechtswege overgaat naar deze andere onderneming.
Hoewel er in de situatie dat er binnen drie maanden na het einde van de tewerkstelling bij een inhoudingsplichtige en het aangaan van een arbeidscontract bij een volgende inhoudingsplichtige om voortzetting van de 30%-regeling kan worden gevraagd waarbij de resterende looptijd in aanmerking kan worden genomen, moet er in deze situatie een nieuwe beschikking voor de 30%-regeling worden aangevraagd en een nieuwe toets plaatsvinden of de werknemer kwalificeert als ingekomen werknemer.
Omdat de werknemer in de tussenliggende periode niet kwalificeert als ingekomen werknemer is er sprake van een na 31 december 2022 kwalificerende ingekomen werknemer en daarvoor is de
overgangsregeling niet van toepassing.
Uitvoeringstechnische bezwaren NOB
Herkent het kabinet de uitvoeringstechnische bezwaren die de NOB signaleert met betrekking tot de jaarbasistoets herkent en hoe daarmee het best kan worden omgegaan?
De problemen worden niet herkend.
Op jaarbasis mag maximaal € 64.800 aan onbelaste vergoeding binnen de 30%-regeling in aanmerking worden genomen. Het is aan de inhoudingsplichtige om te monitoren of het maximum niet wordt overschreden. Deze monitoring is vergelijkbaar met het monitoren of de salarisnorm om de 30%-regeling te mogen toepassen wel wordt gehaald. Van een VCR-systematiek is geen sprake.
Als de inhoudingsplichtige bijhoudt wanneer in het kalenderjaar het bedrag van € 64.800 in aanmerking is genomen, moet hij vanaf dat moment geen bedragen meer onbelast vergoeden binnen de 30%-regeling. Als hij de 30%-regeling boven het maximum toch toepast terwijl dit niet beoogd was, zal dit door de inhoudingsplichtige moeten worden hersteld. Dat geldt ook als gedurende het jaar toepassing van de 30%-regeling stopt als gevolg van bijvoorbeeld uitdiensttreding en een pro rata toepassing van het maximum aan de orde is.
Verder klopt de constatering van de NOB dat het maximaal in aanmerking te nemen bedrag binnen de 30%-regeling geldt per inhoudingsplichtige. Bij het slechts een gedeelte van het kalenderjaar toepassen van de 30%-regeling bij een inhoudingsplichtige geldt een pro rata benadering van het maximale bedrag.
Ook als sprake is van het werken op deeltijdbasis bij meerdere inhoudingsplichtigen wordt de aftopping per inhoudingsplichtige toegepast. Doorgaans zal een deeltijddienstverband een beperkter aantal uren omvatten en daarmee ook tot een beperktere omvang van het salaris leiden. Er kan per inhoudingsplichtige uiteraard geen hoger forfait in aanmerking worden genomen dan 30% van het salaris van de in deeltijd werkende ingekomen werknemer, met een maximum van € 64.800. Overigens is in het overgrote deel van de gevallen sprake van één inhoudingsplichtige waardoor het eventueel stapelen van vergoedingen binnen de 30%-regeling beperkt lijkt.
Viermaandentermijn
Ook bij overschrijding van de jaargrens geldt dat de eerste vier maanden van de tewerkstelling naar keuze gebruik kan worden gemaakt van de 30%-regeling of de ETK-regeling. Pas in de vijfde maand dient voor het resterende kalenderjaar – dat is bij overschrijding van de jaargrens dus in het tweede kalenderjaar van de tewerkstelling – een definitieve keuze te worden gemaakt.
Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet de werknemer onder andere een specifieke deskundigheid hebben. Deze eis wordt sinds 1 januari 2012 ingevuld door een salarisnorm die ieder jaar wordt geïndexeerd. De salarisnorm bedraagt in 2022 € 39.467. De deskundigheid van een werknemer komt in belangrijke mate tot uitdrukking in de hoogte van het salaris. Voor bepaalde werknemers die in het wetenschappelijk onderwijs een Nederlandse mastertitel hebben behaald of een gelijkwaardige buitenlandse titel, en die jonger zijn dan 30 jaar, geldt een afwijkende lagere salarisnorm van € 30.001 (2022). Voor werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen en
artsen in opleiding tot specialist geldt geen salarisnorm.
Belastingadviseurs voorzien problemen bij aftopping 30%-regeling
Voorgestelde salarisgrens van € 100.000
De door de leden van de fractie van de ChristenUnie voorgestelde salarisgrens van € 100.000 ligt veel hoger dan de huidige salarisgrens en zou betekenen dat groepen werknemers zoals in het wetenschappelijk onderwijs geen gebruik meer kunnen maken van de regeling. Daarmee lijkt het voorstel zijn doel voorbij te schieten omdat slechts beoogd zou zijn werknemers met een lagere mate van specialisme of buitengewone deskundigheid buiten het bereik van de regeling te plaatsen.
De andere door deze leden voorgestelde variant om pas vanaf een salaris van € 100.000 de 30%-regeling toe te kunnen passen staat haaks op de door het kabinet voorgestelde maatregel. De reden van de aftopping voor hogere salarissen is immers gelegen in het vanaf een salaris van € 100.000 uit de pas gaan lopen van het 30%-forfait met de werkelijke ETK die de werknemer maakt. Bovendien kunnen deze gemaakte kosten niet rechtstreeks aan een bepaald salarisniveau worden gekoppeld. Kosten zoals reiskosten of kosten voor een taalcursus zijn aan de orde vanwege het vanuit een ander land in Nederland komen werken en worden niet veroorzaakt door de hoogte van het salaris als zodanig. Een dergelijke variant zou zeer ongericht zijn. Daarnaast zouden er als voor het deel van het salaris onder de € 100.000 wel de mogelijkheid van vergoeding van de werkelijke gemaakte ETK zou blijven bestaan overlap- en afbakeningsproblemen ontstaan.
Aansluiten bij WNT-norm
Door aan te sluiten bij de WNT-norm wordt een bekende en duidelijke norm gehanteerd. En door de voor de WNT-norm geldende jaarlijkse indexatie aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid wordt de aftoppingsgrens automatisch bijgesteld en actueel gehouden. Het loslaten van deze indexatie zou betekenen dat het grensbedrag voor de aftopping niet meebeweegt met de ontwikkeling van de lonen.
Mogelijk nieuwe regelgeving
Mogelijk leidt de voorgestelde aanpassing van de 30%-regeling elke (maandelijkse) aangifteperiode tot een instroom aan bezwaarschriften waarin steeds hetzelfde geschilpunt aan de orde wordt gesteld, te weten de rechtmatigheid van het (deels) gedurende de looptijd van een 30%-beschikking toepassen van de aftopping van de 30%-regeling. Dit zou voor de bezwaarmakers een extra administratieve last betekenen. De Belastingdienst zal voor afhandeling van deze bezwaarschriften extra capaciteit moeten inzetten. Een oplossing voor dit probleem kan mogelijk met nieuwe regelgeving worden ondervangen.