
Het registreren van de CO2-uitstoot voor grote werkgevers gaat pas op z’n vroegst per 1 juli 2023 in (emissies van kooldioxide beperken door werkgebonden personenmobiliteit).
Staatssecretaris Heijnen van IenW beantwoordt vragen naar aanleiding van haar brief van 22 juni 2022. De brief ging over de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit. Het gaat hierbij om het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit.
Op de eerste plaats heeft de staatssecretaris besloten om de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit op te schorten tot 1 juli 2023. Alles overziende maakt het onmogelijk om het ontwerpbesluit op 1 januari 2023 in werking te laten treden. Zoals het er nu naar uitziet is 1 juli 2023 wel haalbaar. Hierbij past nog de kanttekening dat het ontwerpbesluit niet eerder in werking kan treden dan de Omgevingswet. Het maakt namelijk onderdeel uit van het stelsel van de Omgevingswet.
Gegevens verstrekken over tweede helft 2023
Concreet betekent opschorting van de inwerkingtreding dat de werkgevers alleen gegevens over werkgebonden personenmobiliteit moeten verstrekken over de tweede helft van 2023. Het is mogelijk om op basis van die gegevens een betrouwbaar beeld te verschaffen van de totale CO2-emissie door werkgebonden personenmobiliteit in dat jaar. De beoogde emissiereductie die in 2030 moet worden bereikt (1 Mton) blijft ook overeind staan. Het opschorten van de inwerkingtreding heeft voor het bereiken van het beoogde doel dan ook geen gevolgen.
Emissieplafond
Verder zijn ook tekstuele verbeteringen doorgevoerd in de nota van toelichting en is ter verduidelijking het emissieplafond voor de werkgevers met 100 of meer werknemers expliciet gemaakt. Het doel van 1 megaton CO2-reductie blijft daarbij uiteraard staan.
Omdat het ontwerpbesluit alleen van toepassing is op de werkgevers met 100 of meer werknemers, moet daardoor in 2025 de voor die groep vastgestelde emissie over 2024 rekenkundig worden omgezet naar de totale emissie van alle werkgevers, dus inclusief de werkgevers met minder dan 100 werknemers.
In de nota van toelichting wordt dan zowel het totale emissieplafond voor alle werkgevers als het emissieplafond voor de werkgevers met 100 en meer werknemers weergegeven.
Norm voor zakelijke mobiliteit
In het ontwerpbesluit is al een norm voor zakelijke mobiliteit opgenomen. Die norm maximeert de CO2-emissie per reizigerskilometer. De norm treedt alleen in werking als tijdens de evaluatie (tweede helft van 2025) blijkt dat de CO2-emissies door werkgebonden personenmobiliteit in 2024 boven het emissieplafond zijn uitgekomen of als er geen dalende lijn zichtbaar is in de
CO2-emissies vanaf 2019.
Norm voor woon-werkmobiliteit
Op basis van de mobiliteitsgegevens die werkgevers over 2023 en 2024 rapporteren, zal tijdens de evaluatie in 2025 worden bepaald of de hoogte van de norm voor zakelijke mobiliteit moet worden bijgesteld met het oog op het bereiken van het beoogde reductiedoel voor 2030. Ook zal op dat moment worden bepaald of er een norm voor woon-werkmobiliteit in de regelgeving wordt opgenomen. Voor zowel het bijstellen van de norm voor zakelijke mobiliteit als het opnemen van een norm voor woon-werkmobiliteit, is een wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving nodig.
Het punt van een te zware opgave voor bepaalde sectoren, zal pas gaan spelen op het moment dat een norm van kracht wordt voor individuele werkgevers. In 2025 vindt een evaluatie plaats, onder meer op basis van de gegevens die tot dan toe zijn verstrekt. Die gegevens bieden dan inzicht in de mogelijkheden voor de verschillende sectoren. Op dit moment ziet de staatssecretaris geen aanleiding om sectoren uit te zonderen.
Tot invoering van een norm voor woon-werkmobiliteit zal het dus alleen maar komen bij gebleken noodzaak. Zakelijke mobiliteit neemt slechts 14% van de CO2-emissie van werkgebonden mobiliteit voor zijn rekening en het kan blijken dat een norm voor zakelijke mobiliteit alleen niet voldoende zal zijn.
Als deze norm wordt ingevoerd, moeten werkgevers daaraan uiterlijk in 2030 voldoen. Werkgevers zijn dan vrij te kiezen voor de reductiemaatregelen die het beste bij hun eigen dynamiek en
situatie passen.
Collectief emissieplafond
In de eerste jaren na de inwerkingtreding geldt voor werkgevers alleen de verplichting om jaarlijks gegevens te verstrekken over werkgebonden personenmobiliteit. Op basis van de verstrekte gegevens berekent de elektronische voorziening van RVO automatisch de CO2-emissies. De hoogte van de CO2-emissies heeft in ieder geval tot en met 2026 geen gevolgen voor individuele werkgevers. Er geldt voor hen geen (individuele) afdwingbare norm waaraan zij moeten voldoen. Er geldt alleen een collectief emissieplafond.
Zakelijke mobiliteitsnorm
De zakelijke mobiliteitsnorm is uitgedrukt in aantal grammen CO2 per reizigerskilometer. De norm differentieert niet naar het type voertuig dat wordt ingezet. Er geldt dus geen lagere norm voor zuinige voertuigen. Wel komen de verschillen tussen typen voertuigen tot uitdrukking in de verschillende emissiefactoren die worden gebruikt in de rekenregels.
Op basis van de gegevens die ondernemingen/rechtspersonen jaarlijks verstrekken, wordt de CO2-emissie per reizigerskilometer automatisch berekend in de elektronische voorziening van RVO. In die voorziening wordt de emissie per reizigerskilometer berekend door de totale CO2-emissie te delen door het aantal gereisde kilometers.
De opschorting van de inwerkingtreding heeft geen invloed op de planning voor de ontwikkeling van de hulpmiddelen die beschikbaar worden gesteld en de oplevering van de elektronische voorziening van RVO.
Nul CO2-emissie
Als een onderneming of rechtspersoon ervoor kiest om het wagenpark van voertuigen die rijden op fossiele brandstoffen, (deels) te vervangen door elektrische voertuigen wordt de CO2-emissie verminderd. Voor elektrische voertuigen is de emissiefactor namelijk nul. Ongeacht het aantal gereisde kilometers is de emissie per reizigerskilometer die is afgelegd met een elektrisch voertuig dus altijd nul. Bij een gelijk blijvend totaal aantal reizigerskilometers zal de emissie per reizigerskilometer daardoor afnemen. Of een vernieuwing van het wagenpark leidt tot een lagere emissie per reizigerskilometer hangt af van het feit of het vervangende voertuig een lagere emissiefactor heeft dan het voertuig dat wordt vervangen. Bij vervanging van een voertuig dat rijdt op diesel door een voertuig op benzine of een elektrisch voertuig, is in ieder geval sprake van een verlaging van de emissiefactor en daarmee ook van de emissie per reizigerskilometer.
Administratieve lasten
In de eerste jaren na inwerkingtreding van het ontwerpbesluit worden de kosten voor ondernemingen en rechtspersonen veroorzaakt door de verplichting om jaarlijks mobiliteitsgegevens te verstrekken. In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit zijn de totale jaarlijkse administratieve lasten weergegeven. In het eerste jaar (2023) komen die uit op € 3.760.000. Vanaf 2024 bedragen de jaarlijkse administratieve lasten € 2.669.600. Per organisatie komen de gemiddelde administratieve lasten in het eerste jaar (2023) uit op € 470 en vanaf 2024 op € 334 per jaar.
Omdat er geen verplichte maatregelen worden opgelegd, is ook niet duidelijk welke en hoeveel maatregelen uiteindelijk worden getroffen. Daardoor is het niet mogelijk om ex-ante de kosten per bespaarde megaton vast te stellen. Wel mag worden verwacht dat werkgevers kiezen voor de meest kosteneffectieve oplossing. Het is mogelijk dat werkgevers niet alleen kosten maken maar ook besparingen realiseren. Gedacht kan worden aan brandstofbesparingen door het gebruik van zuiniger voertuigen. Ook zal het stimuleren van meer thuiswerken en het gebruik van de fiets besparingen opleveren.
Tijdsbesteding
Bij de tijdsbesteding is, onder meer op basis van input van Rvo, een inschatting gemaakt van het aantal uren dat het een gemiddelde ondernemer of rechtspersoon zal kosten om aan de rapportageplicht te voldoen.
Tijdsbesteding eerste jaar (in uren) is geraamd op 10 uur. Tijdsbesteding vanaf tweede jaar (in uren) komt uit op 7,1 uur. Zie het schema hierna.
Actie | Tijdsbesteding eerste jaar (in uren) | Tijdsbesteding tweede jaar (in uren) |
Vooraf | ||
Notificatie en interne afstemming | 1 | 0 |
Voorbereiding indienen | ||
Inloggen eLoket en oriëntatie | 0,5 | 0,1 |
Wagenparkgegevens ophalen | 2,5 | 2 |
Uitgekeerde km-vergoeding zakelijke reizen achterhalen | 0,5 | 0,5 |
Zakelijke OV-gegevens opvragen bij vervoerder | 0,5 | 0,5 |
Uitzetten enquête woon-werkverkeer en aggregeren van gegevens | 4 | 3 |
Indienen | ||
Inloggen eLoket en invoeren gegevens | 1 | 1 |
Indienen gegevens | 0 | 0 |
Totaal | 10 | 7,1 |
Werkzaamheden
Het gaat om de volgende werkzaamheden:
Vooraf:
Notificatie en interne afstemming
Ondernemingen en rechtspersonen ontvangen per brief notificatie over de regels en de jaarlijkse rapportage. Hierin staat welke informatie moet worden aangeleverd en hoe die zo eenvoudig mogelijk te verkrijgen is. De ondernemingen en rechtspersonen zorgen ervoor dat deze notificatie bij de juiste persoon en/of afdeling belandt, met de taak om de benodigde informatie op te halen en in te voeren in het eLoket.
Voorbereiding indienen:
- inloggen eLoket en oriëntatie
Voor het inloggen op het eLoket is een eHerkenning-account nodig; - wagenparkgegevens ophalen (jaarkilometers per type voertuig / CO2)
Als het wagenpark bestaat uit leaseauto’s kunnen de ondernemingen en rechtspersonen deze gegevens opvragen bij leasemaatschappij (hier worden vóór de inwerkingtreding van
de regels afspraken over gemaakt met leasemaatschappijen). Wanneer de auto’s in het wagenpark eigendom zijn van de ondernemingen en rechtspersonen moet de kilometrage door
hen zelf worden bijgehouden en kunnen de gegevens van de CO2-emissie per type voertuig opgehaald worden via de RDW; - uitgekeerde km-vergoedingen zakelijke reizen achterhalen de ondernemingen en
Rechtspersonen moeten het totale bedrag aan vergoedingen voor gereden zakelijke kilometers per modaliteit bij te houden/achterhalen uit eigen administratie (kilometers of aantal
ritten/bedragen). Om dit later bij het invullen van de gegevens voor de ondernemingen en rechtspersonen zo simpel mogelijk te maken, hoeven zij alleen per modaliteit het totaal
uitgekeerde bedrag aan kilometervergoeding in te vullen samen met de vergoeding per kilometer. Op deze manier berekent de tool op eenvoudige wijze het totaal aantal kilometers; - zakelijke OV-gegevens opvragen bij vervoerder (kilometers of CO2)
Ook hierover worden voordat de regels in werking treden afspraken gemaakt met vervoerders; - uitzetten enquête woon-werkmobiliteit en aggregeren van gegevens
Het uitzetten van de korte enquête woon-werkmobiliteit naar de werknemers gebeurt per e-mail. Na inladen van de e-mails worden enquêtes automatisch verwerkt en kunnen de gevraagde overzichten direct worden gegenereerd. In sommige gevallen zullen werknemers geen e-mailadres hebben of deze niet beschikbaar stellen. In dat geval zet de werkgever de enquête zelf schriftelijk uit en verwerkt de resultaten handmatig. Het genereren van de overzichten kan weer automatisch.
Indienen:
- Inloggen op het eLoket en de volgende gegevens invoeren:
– algemene gegevens werkgever;
– wagenparkgegevens + uitgekeerde km vergoedingen voor zakelijke mobiliteit + OV-kaarten;
– handmatig invoeren resultaten korte enquête woon-werkmobiliteit. - Indienen gegevens en rapport terugkrijgen. De gegevens worden via het platform automatisch verstuurd naar het Bevoegd Gezag.
Meer informatie in: Rapport Regeldruk. Het rapport bespreekt de administratieve lasten van het ontwerpbesluit met regels over werkgebonden personenmobiliteit.
Ook voor werkgevers in buitenland
De regels van het ontwerpbesluit kunnen ook gelden voor werkgevers die in het buitenland zetelen en vestigingen hebben in Nederland. Voorwaarde is dan wel dat in de vestigingen in Nederland ten minste 100 werknemers werkzaam zijn. Onder het ontwerpbesluit vallen alleen de kilometers die in Nederland zijn gereisd. Dat is zo afgesproken in het Klimaatakkoord.
België en Duitsland
Voor werkgevers die in België zijn gevestigd, zullen de lasten minimaal hetzelfde zijn als in Nederland. Dat komt door de mobiliteitsenquêtes die in België verplicht zijn gesteld voor werkgevers met meer dan 100 werknemers. Belgische werkgevers moeten op een hoog detailniveau mobiliteitsgegevens verstrekken.
In Duitsland geldt geen vergelijkbare regelgeving maar zijn er wel regels van kracht met betrekking tot een CO2-opslag voor fossiele brandstoffen.
Keuzevrijheid
De keuzevrijheid voor werkgevers is uitgangspunt van het ontwerpbesluit. Iedere werkgever heeft dus de keuze welke maatregelen het beste passen om verduurzaming van personenmobiliteit te bereiken. In sommige situaties zal die keuzevrijheid beperkter zijn dan in andere situaties. In de fase waarin alleen de rapportageverplichting geldt en gewerkt wordt met een collectief emissieplafond, levert dat voor individuele werkgevers geen problemen op. Als in 2025 besloten wordt om een norm in te voeren voor individuele werkgevers, zal met die verschillen rekening worden gehouden. Dat kan op basis van de mobiliteitsgegevens die over 2023 en 2024 zijn verstrekt en de opgedane ervaringen.
Zakelijke vloot
Een norm voor de zakelijke vloot kan mogelijk worden toegevoegd aan het nieuwe hoofdstuk 18 dat met het ontwerpbesluit wordt toegevoegd aan het Besluit activiteiten leefomgeving.
De staatssecretaris onderzoekt op dit moment de mogelijkheden van normering van de zakelijke vloot, inclusief de snelheid van de eventuele introductie daarvan.
Een normering van de zakelijke markt zal aanvullend zijn op de regels van het ontwerpbesluit. Voor werkgevers met een eigen wagenpark of leasevloot, zal het elektrificeren van het wagenpark of de leasevloot een middel kunnen zijn om aan het reductiedoel van het ontwerpbesluit te voldoen.
Het klopt dat werknemers op dit moment bij het declareren van zakelijke of woon-werkmobiliteit vaak niet hoeven aan te geven hoe ze hebben gereisd en van welke brandstof gebruik is gemaakt. Voor het onderdeel zakelijke modaliteit blijkt het goed mogelijk om deze extra informatie toe te voegen aan bestaande administraties voor lease en eigen wagenpark, mobiliteitskaarten en declaraties. Over de detaillering van deze oplossingen lopen constructieve gesprekken met dienstverleners. De uitkomsten daarvan zullen in werksessies met werkgevers worden besproken en een plek krijgen in een handreiking die elke werkgever in de doelgroep ter beschikking zal worden gesteld.
Voor woon-werkmobiliteit is het niet mogelijk gebleken nu al aan te sluiten op bestaande administraties zonder de problemen op te roepen waar u op wijst. Voor dit onderdeel van de
rapportageverplichting worden alternatieven uitgewerkt die werkgevers niet te veel belasten en geen dagelijkse verantwoording van de werknemers vergen. Ook deze worden besproken met de werkgevers in werksessies.
Minimum kwaliteitseisen
De werkgever is er aan gehouden een rapportage in te dienen die aan minimum kwaliteitseisen voldoet. Die eisen worden verduidelijkt in de handreiking. Het zal daarbij niet zo zijn dat die eisen een nieuwe controle van de werknemer vergen.
Voor zakelijke mobiliteit gaat het om het toevoegen van informatie over modaliteit en brandstoftype binnen bestaande systemen (wat betreft lease, zakelijke declaraties en andere constructies).
Voor het onderdeel woon-werk mobiliteit zullen de gegevens die moeten worden gerapporteerd, kunnen worden verkregen door het houden van een enquête onder de werknemers.
Andere mogelijkheden die werkgever en werknemer niet te veel extra belasten, krijgen een plek in een handreiking die wordt ontwikkeld en is bedoeld ter ondersteuning van werkgevers.
Veel vragen over registratieplicht werkgevers van reiskilometers werknemers
Jaarlijks gegevens verstrekken over werkgebonden personenmobiliteit