Pensioenuitvoerders gebruiken de URM-systematiek om het verwachte pensioen van deelnemers te berekenen in drie zogenoemde URM-bedragen: hoeveel wordt mijn pensioen als het meezit, als het tegenzit en wat het naar verwachting wordt.
URM-systematiek gewijzigd per 2022
Met ingang van 1 januari 2022 is de URM-systematiek gewijzigd. Sindsdien is de tijdelijke mogelijkheid voor pensioenuitvoerders vervallen, om bij de berekening van de URM-bedragen een
economische scenarioset te gebruiken van maximaal drie kwartalen eerder en geldt het voorschrift om in de doorrekening de scenarioset te hanteren die aansluit bij het kwartaal waarin de berekeningsdatum ligt. In 2018 is deze wijziging van de systematiek al aangekondigd.
Aanzienlijk positief effect
Uit de evaluatie in 2021 van de URM is gebleken dat het rekenen met de meest recente scenarioset die aansluit bij het kwartaal waarin de berekeningsdatum ligt in veel gevallen aanmerkelijk bijdraagt aan de kwaliteit van de informatievoorziening aan de deelnemer. Het kan een aanzienlijk positief effect hebben op de nauwkeurigheid van de prognose, ook de langetermijnprognose, van het te bereiken pensioen. Zeker in periodes waarin er grote schommelingen op de financiële markten optreden, treedt dit effect op. Het biedt deelnemers inzicht in de mate van (on)zekerheid waarmee hun te verwachte pensioenbedragen omgeven zijn.
Eerdere scenarioset
De Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars en de pensioentoezichthouders hebben zitting gehad in de klankbordgroep van de genoemde evaluatie. Hierin is besproken om het laten vervallen van de tijdelijke mogelijkheid om bij URM-berekeningen een eerdere scenarioset te gebruiken.
Goed uitvoerbaar
De pensioenkoepels hebben op de voornemen destijds bevestigd dat dit goed uitvoerbaar was en dat het niet zou leiden tot een aanmerkelijke verhoging van de uitvoeringskosten voor pensioenuitvoerders. Omdat het uitgangspunt bij de URM is dat deelnemers nauwkeurige en actuele pensioeninformatie krijgen maar dat het voor pensioenuitvoerders ook goed uitvoerbaar moet zijn, was dat belangrijk voor Schouten om te weten.
Meest actuele scenarioset
In de brief over de URM-evaluatie van 18 januari 2022 uit de Eerste Kamer zorgen over pensioenuitvoerders die het niet lukt om gebruik te maken van de meest actuele scenarioset. De minister is in overleg getreden met de Pensioenfederatie om dit verder te bespreken.
Collectieve (pensioenfondsbrede) aanpassingsfactoren
Uit dit overleg is gebleken, in aanvulling op het overleg van zomer 2021, dat pensioenuitvoerders bij de voor hen gangbare wijze waarop ze de berekening van de individuele pensioenbedragen uitvoeren, toch beperkt worden door het voorschrift om gebruik te maken van de meest actuele scenarioset die aansluit bij het kwartaal waarin de berekeningsdatum ligt. Die individuele berekeningen vinden namelijk plaats op basis van collectieve (pensioenfondsbrede) aanpassingsfactoren in de verschillende scenario’s voor de toekomstige jaren.
Haalbaarheidstoets light (hbt)
Deze collectieve aanpassingsfactoren volgen voor pensioenfondsen uit het uitvoeren van een haalbaarheidstoets light (hbt), die volgens wettelijk voorschrift gebruikmaakt van de meest actuele scenarioset die aansluit bij het kwartaal waarin de berekeningsdatum ligt. Het uitvoeren daarvan duurt in voorkomende gevallen circa zes weken, dus steeds ongeveer tot het midden van een kwartaal. Dit kan knellen in de praktijk.
Regelgeving herzien
Uitkomst van het overleg is daarom dat op korte termijn de regelgeving wordt herzien in de zin dat het bij het berekenen van URM-bedragen specifiek voor communicatiedoeleinden toegestaan is ook gebruik te maken van uitkomsten van de hbt van het kwartaal voorafgaand aan de berekeningsdatum. Vergeleken met de situatie van voor 2022 wordt de nauwkeurigheid en de actualiteit van de pensioenbedragen verbeterd en tegelijk wordt uitvoerders verlichting geboden voor de besproken knelpunten en kunnen de berekeningen op de gangbare wijze worden uitgevoerd. De Pensioenfederatie laat weten dit een werkbare aanpak te vinden.