De werkneemster werkte sinds 1 augustus 1999 bij de werkgever.
Op 21 februari 2014 heeft de werkneemster zich ziek/arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk wegens gezondheidsklachten.
In 2016 is de arbeidsrelatie tussen de werkneemster en de werkgever beëindigd nadat de werkgever een verzoek tot ontslag heeft ingediend bij het UWV.
Aan de werkneemster is in 2016 door de werkgever een vergoeding betaald van € 23.213 onder inhouding van loonheffing van € 10.498 in verband met de beëindigde arbeidsrelatie.
In geschil is of de betaling van € 23.213 door de werkgever een onbelaste immateriële schadevergoeding betreft (standpunt de werkneemster) dan wel belast loon uit dienstbetrekking vormt (standpunt inspecteur van de Belastingdienst). Subsidiair is in geschil of het gelijkheidsbeginsel en/of het zorgvuldigheidsbeginsel zijn geschonden.
Voldoende verband met dienstbetrekking?
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Hetgeen wordt genoten voor het beëindigen van een dienstbetrekking behoort tot het belastbare loon uit dienstbetrekking. Dit kan zowel materiële als immateriële schadevergoedingen betreffen. Een uitzondering hierop geldt voor het geval waarin een vergoeding onvoldoende verband houdt met het dienstverband om als daaruit genoten te kunnen worden aangemerkt. De bewijslast dat op deze grond een vergoeding niet tot het loon behoort, berust op de belastingplichtige. Een vergoeding voor psychisch leed dat inherent is aan de afwikkeling van de dienstbetrekking vindt haar oorzaak in de dienstbetrekking en moet als loon worden aangemerkt.
Het door de werkgever betaalde bedrag van € 23.213 vloeit rechtstreeks voort uit de (vroegere) dienstbetrekking tussen de werkgever en de werkneemster. Het volledige bedrag moet dan volgens de rechtbank ook tot het loon uit (vroegere) dienstbetrekking te worden gerekend, tenzij de werkneemster aannemelijk maakt dat (een deel van) het betaalde bedrag een vergoeding vormt voor immateriële schade die geen of onvoldoende verband houdt met de dienstbetrekking. Daarvoor is dus op zich niet onderscheidend of sprake is van een (materiële of) immateriële schadevergoeding zoals de werkneemster lijkt te veronderstellen, maar is van belang in hoeverre er een verband met de dienstbetrekking aanwezig is. Voor zover de werkneemster heeft verwezen naar jurisprudentie waarin een vergoeding voor immateriële schade is toegekend aan gewezen werknemers, kan haar dat dan ook niet baten.
Werkneemster slaagt niet in bewijslast
De rechtbank is verder van oordeel dat de werkneemster niet slaagt in haar bewijslast. De werkneemster heeft met haar stellingen niet aannemelijk gemaakt dat het betaalde bedrag een vergoeding vormt voor immateriële schade die geen of onvoldoende verband houdt met de dienstbetrekking.
Vergoeding voor psychisch leed
Voor zover de werkneemster heeft gesteld dat de vergoeding (mede) strekte tot vergoeding voor het psychisch leed dat zij heeft ondervonden door de wijze waarop haar ontslag is aangezegd en de behandeling die haar voorafgaand aan en bij dat ontslag van de zijde van de werkgever is ten deel gevallen, leidt dat niet tot een ander oordeel. De werkneemster heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij een vergoeding heeft genoten anders dan voor psychisch leed dat inherent is aan de afwikkeling van de dienstbetrekking door onvrijwillig ontslag. Een dergelijke vergoeding vindt haar oorzaak in de dienstbetrekking en moet als loon worden aangemerkt.
Vergoeding = loon
Voor zover de werkneemster heeft bedoeld te verwijzen naar het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AW9439 (Smeerputarrest) doet dat niet af aan het voorgaande. Dit arrest ging over een vergoeding die werd betaald naar aanleiding van een ongeval waarvoor de werkgever aansprakelijk werd gehouden. Van een dergelijke situatie is hier geen sprake.
Volgens de rechtbank is de vergoeding van € 23.213 dus belastbaar loon uit dienstbetrekking.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 19 mei 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4451