
Het wettelijk minimumloon steeg in de periode tussen de invoering (1969) en 1983 meer dan de cao-loonontwikkeling. In het eerste halfjaar van 1984 is het wettelijk minimumloon eenmalig verlaagd (van omgerekend € 929,70 naar € 901,98). In de perioden juli 1983-december 1989, januari 1993-december 1995 en januari 2004-december 2005 is het wettelijk minimumloon niet geïndexeerd.
Indien het wettelijk minimumloon de cao-loonontwikkeling sinds 1969 een-op-een had gevolgd was het wettelijk minimumloon per juli 2021 € 35,62 bruto per maand hoger geweest, dit komt neer op 2,1 procent.
Over de afgelopen 20 jaar (periode eerste half jaar 2002-laatste halfjaar 2021) zijn het wettelijk minimumloon, de inflatie en de cao-lonen met respectievelijk 40,8 procent, 37,0 procent en 40,9 procent toegenomen. Hieruit blijkt dat het wettelijk minimumloon en de cao-lonen vrijwel even hard zijn gegroeid en beiden harder dan de inflatie.
Twee keer per jaar indexeren
Door het minimumloon twee keer per jaar te indexeren met de gemiddelde cao-loonontwikkeling wordt geborgd dat zowel de bodem van het loongebouw als de sociale minimumuitkeringen en de AOW meegroeien met de algehele loonontwikkeling van werkenden.
Prijsstijgingen
Sinds het vierde kwartaal van 2021 is sprake van prijsstijgingen. Met name in de eerste maanden van 2022 is de inflatie zeer hoog. Dit zet druk op de koopkracht van huishoudens. De gevolgen verschillen per huishouden omdat deze samenhangen met het consumptiepatroon en factoren die samenhangen met het energiegebruik (energiezuinigheid woning, looptijd energiecontract).
Energietoeslag
In 2022 heeft het kabinet een omvangrijk maatregelenpakket genomen om de gevolgen van de stijgende energie- en brandstofprijzen te verzachten en verduurzaming van de woning te bevorderen. Een onderdeel van dit pakket is de genoemde eenmalige energietoeslag voor lage inkomens. De aard van de prijsschok is echter zo groot, en door de oorlog in Oekraïne zo onzeker, dat het maatregelenpakket de inkomensgevolgen alleen kan verzachten. Het volledig wegnemen van alle inkomensgevolgen voor alle huishoudens is niet mogelijk.
Structureel beleid
Het CPB laat zien dat bij blijvend hoge prijzen van energie en andere vaste lasten op termijn 9 tot 15 procent van alle huishoudens moeite kan krijgen met het betalen van hun maandelijkse lasten. Met name huishoudens met lage inkomens blijken structureel kwetsbaar, ook voor andere economische crises en schokken dan de forse prijsstijgingen van dit moment. Het planbureau adviseert daarom structureel beleid dat het besteedbaar inkomen van huishoudens met lage inkomens verhoogt.
Minimumloon per 2023 2,5 procent hoger
Het kabinet heeft in de voorjaarsbesluitvorming inderdaad besloten om, eerder dan bij het coalitieakkoord voorgenomen, al in 2023 een eerste stap te zetten met het wettelijk minimumloon. Op 1 januari 2023 worden de minimumloonbedragen met 2,5 procent verhoogd, los van de reguliere indexatie. Met name de huishoudens met de laagste inkomens hebben hiervan profijt. De stijging van hun inkomen stelt ze beter in staat het hoge prijspeil te dragen.
Het kabinet zal daarnaast in augustus nog specifiek naar de koopkrachtontwikkeling in 2023 kijken en hierbij ook bezien hoe de lasten op arbeid kunnen worden verlaagd ten laste van de lasten op vermogen.
Budgettair effect
Het minimumloon per uur voor iemand vanaf 21 jaar, uitgaande van een werkweek van 36 uur, bedraagt € 11,26 per 1 juli 2022.
De meest recente jaar-op-jaar inflatie (april) bedraagt volgens voorlopige cijfers van het CBS 9,6 procent. Indien het wettelijk minimumloon op 1 juli 2022 met dit percentage zou zijn verhoogd zou dit tot een budgettair effect op de SZW-begroting leiden van ongeveer € 2,8 mld. in 2022 (halfjaareffect) en ca. € 5,5 mld. in latere jaren. Het minimumloon verhogen naar € 14 zou neerkomen op een stijging van ruim 24 procent. Dit kost op de SZW-begroting ruim € 7 mld. in 2022 (halfjaareffect) en ca. € 14 mld. in latere jaren.
Deze raming is berekend ten opzichte van een situatie waarin het minimumloon niet wordt verhoogd. Reden dat deze verhoging een groter budgettair effect heeft dan een verhoging via wetswijziging (op zijn vroegst mogelijk per 1 januari 2024), is dat bij een eerdere verhoging met een AMvB alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen meestijgen. Dit geldt onder meer ook voor de daglonen in de WW, ZW, WIA en het maximum dag- en premieloon.
Minimumloon niet in 2022 nog extra omhoog
Met een wetswijziging is het mogelijk om doorwerking van de minimumloonstijging zoveel mogelijk te richten op de laagste inkomen: minimumloonverdieners, sociale minima en op AOW-gerechtigden. Het is echter niet mogelijk om het minimumloon nog dit jaar bijzonder te verhogen. De bijzondere verhoging van het minimumloon moet worden geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die moet worden gepubliceerd in het Staatsblad.
Net als bij de halfjaarlijkse indexatie van het minimumloon, is er voor uitvoeringsorganisaties,
werkgevers en andere partijen een minimale termijn nodig tussen publicatie en inwerkingtreding van de nieuwe bedragen. Hiervoor wordt – conform de Aanwijzingen voor de regelgeving – een invoeringstermijn van minimaal twee maanden voorgeschreven. Omdat de AMvB diverse stappen moet doorlopen voor publicatie is het niet mogelijk om het minimumloon met een AMvB al per 1 juli 2022 te verhogen.
Wat staat er op de planning?
Vanwege de uitzonderlijk hoge inflatie heeft het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming besloten om een deel van de minimumloonsverhoging al door te voeren in 2023. Deze vervroegde stap betreft een buitengewone verhoging van 2,5 procent, los van de reguliere halfjaarlijkse indexatie. Het kabinet zal daarnaast in de augustusbesluitvorming nog specifiek naar de koopkrachtontwikkeling kijken en hierbij ook bezien hoe de lasten op arbeid kunnen worden verlaagd ten laste van de lasten op vermogen.
Antwoorden op Kamervragen over voorgenomen indexaties minimumloon 1 juli 2022