
De werknemer heeft na akkoord van zijn leidinggevende zelfstandig ‘extra uren’ op de urenbriefjes bijgeschreven. In 2 jaar tijd heeft dit bijna € 100.000 extra loon opgeleverd. De werknemer is er niet geslaagd om te bewijzen op welke dagen en gedurende hoeveel uren op die dagen hij in de jaren 2018 en 2019 in opdracht van de werkgever werkzaamheden buiten zijn feitelijke arbeidsduur verrichtte voor het bedrijf.
Oordeel in tussenvonnis
In het tussenvonnis van 12 november 2021 heeft de kantonrechter overwogen dat de door de werkgever gevorderde volledige terugbetaling van alle door de werknemer gedeclareerde overuren niet toewijsbaar is, nu op deze vordering 11 uur overwerk per maand over de jaren 2018 en 2019 in mindering moet worden gebracht.
11 uur overwerk per maand in 2018 en 2019
De werkgever is in de gelegenheid gesteld een berekening in het geding te brengen, waarbij voor wat betreft de hoogte van de vordering rekening is gehouden met 11 uur overwerk per maand over de jaren 2018 en 2019.
Overwerk berekend
De werkgever heeft de 11 uren overwerk per maand over de jaren 2018 en 2019 en over de maand januari 2020 berekend op € 13.716,08. Dit bedrag heeft hij op het oorspronkelijk door haar gevorderde bedrag van € 99.664,95 in mindering gebracht, hetgeen resulteert in een vordering ter hoogte van € 85.948,87. Nu een bedrag van € 10.711,25 reeds is verrekend met het salaris van de werknemer, berekent de werkgever haar resterende vordering op een bedrag van € 75.237,62.
Veel meer overuren
In reactie op de akte van de werkgever heeft de werknemer in zijn akte bestreden dat hij maandelijks slechts 11 uur overwerkte. De werknemer stelt dat hij veel meer overuren heeft gewerkt.
Er was volgens de werknemer wekelijks overleg met de mensen van de afdeling, waarbij overwerk werd besproken. Elke drie maanden werd het budget besproken waarbij ook overwerkkosten aan de orde kwamen. Verder waren de beheerders steeds akkoord met het door de werknemer verrichtte overwerk.
Onvoldoende gemotiveerd weersproken
Volgens de kantonrechter heeft de werknemer de berekening van de vordering van de werkgever, waarbij rekening is gehouden met 11 uur overwerk per maand over de jaren 2018 en 2018 en de maand januari 2020, onvoldoende gemotiveerd weersproken. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de berekening van de werkgever.
75.000 euro terugbetalen
De door de werkgever gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot onverschuldigde betaling wijst de kantonrechter daarom toe tot een bedrag van € 85.948,87 bruto.
De werknemer zal, met inachtneming van de door de werkgever al toegepaste verrekening met het salaris van de werknemer met een bedrag van € 10.711,25, worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 75.237,62 bruto.
De gevorderde wettelijke rente hierover wijst de kantonrechter toe vanaf 18 juni 2020, zijnde 14 dagen na de brief van de werkgever van 3 juni 2020 – waarin aanspraak is gemaakt op terugbetaling van de uitbetaalde overuren binnen 14 dagen na dagtekening van die brief – nu niet gebleken is dat de werknemer eerder in verzuim is komen te verkeren.
Beslissing kantonrechter
- De kantonrechter verklaart voor recht dat de werkgever een bedrag van € 85.948,87 bruto onverschuldigd aan de werknemer heeft betaald.
- Verder veroordeelt de kantonrechter de werknemer om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan de werkgever het netto equivalent van € 75.237,62 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 4 februari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1228