Het oordeel van het Hof dat ondanks de managementovereenkomsten tussen de BV en de vennootschappen en de arbeidsovereenkomsten tussen de vennootschappen en de BV naar civiel recht moet worden uitgegaan van dienstbetrekkingen tussen de BV en de twee bestuurders in plaats van dienstbetrekkingen tussen de vennootschappen en de mannen is zonder nadere motivering onbegrijpelijk, aldus de Hoge Raad.
Wat is de situatie?
De bestuurders van een BV zijn twee persoonlijke vennootschappen met wie een BV managementovereenkomsten heeft afgesloten. Deze vennootschappen zijn ook (minderheids)aandeelhouder samen met nog twee andere vennootschappen. Volgens de Belastingdienst moet door deze vennootschappen worden heen gekeken en is in wezen sprake van arbeidsovereenkomsten met de feitelijk bestuurders, dat zijn de directeuren/enig aandeelhouders van de persoonlijke vennootschappen.
Volgens de rechtbank kunnen de feiten zowel wijzen op een arbeidsovereenkomst als op een overeenkomst van opdracht. Aan dit laatste geeft de rechtbank de doorslag, onder meer gelet op het feit dat daadwerkelijk managementovereenkomsten zijn gesloten en gelet op de vrije rol die de bestuurders kennelijk hebben om hun persoonlijke kennis en expertise ook buiten een BV om te ontwikkelen en exploiteren.
Het Hof oordeelt dat de arbeidsverhouding tussen de BV en de twee bestuurders voldoet aan de vereisten van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zodat zij als werknemers van de BV verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
In geschil is of in het betreffende tijdvak sprake is van verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor de twee mannen voor hun bij de BV verrichte werkzaamheden.
Uitgangspunten in cassatie
De BV heeft managementovereenkomsten gesloten met twee vennootschappen op grond waarvan deze vennootschappen de dagelijkse leiding over de BV uitoefenen. Elk van deze vennootschappen heeft een belang van 24 procent in de BV. Twee andere vennootschappen houden per 1 oktober 2010 de overige aandelen in de BV.
Een man is enig aandeelhouder en directeur van de ene vennootschap, de andere man van de andere vennootschap.
Beide heren hebben met hun eigen vennootschap een arbeidsovereenkomst gesloten. In ieder geval in 2014 hielden deze vennootschappen ook belangen in (een) andere vennootschap(pen).
Naheffingsaanslag loonheffingen
Naar aanleiding van een boekenonderzoek is de naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd, waarbij de heren voor de heffing van premies werknemersverzekeringen door de Inspecteur van de Belastingdienst als verplicht verzekerde werknemers van de BV zijn aangemerkt. In het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 heeft de BV de overeengekomen managementvergoedingen betaald aan de vennootschappen en hebben de mannen van hun respectievelijke persoonlijke vennootschappen loon ontvangen.
Het Hof heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen de BV en de twee bestuurders voldoet aan de vereisten van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zodat zij in het tijdvak verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen ten aanzien van hun voor de BV verrichte werkzaamheden.
Klacht: geen arbeidsovereenkomsten
De eerste klacht van de BV betoogt onder meer dat het Hof ten onrechte de managementovereenkomsten aanmerkt als arbeidsovereenkomsten met de directeur-aandeelhouder van de vennootschappen, hoewel de managementovereenkomsten zijn gesloten tussen de BV en de twee vennootschappen.
Juiste maatstaf gehanteerd
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een dienstbetrekking is maatgevend of de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen een arbeidsovereenkomst is in de zin van artikel 7:610 BW. De inhoud van de tussen partijen gemaakte afspraken is bij die beoordeling relevant, evenals de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Deze beoordeling moet wijzen of is voldaan aan de in artikel 7:610 BW gestelde vereisten, te weten: een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, loon en een gezagsverhouding. Het Hof heeft de juiste maatstaf gehanteerd, aldus de Hoge Raad.
Onbegrijpelijk zonder nadere motivering
Het oordeel van het Hof dat ondanks de bedoelde managementovereenkomsten tussen de BV en de vennootschappen en de arbeidsovereenkomsten tussen de vennootschappen en de BV naar civiel recht moet worden uitgegaan van dienstbetrekkingen tussen de BV en de twee mannen in plaats van dienstbetrekkingen tussen de vennootschappen en de mannen is zonder nadere motivering echter niet begrijpelijk.
In dit verband geeft de door het Hof vastgestelde onmisbaarheid van de bestuurders geen antwoord op de vraag of zij zelf jegens de BV de verplichting op zich hebben genomen om persoonlijk arbeid te verrichten. De omstandigheid dat de heren hebben ingestemd met de betalingen van managementvergoedingen aan de vennootschappen werpt geen licht op het antwoord op de vraag of de BV jegens de heren de verplichting op zich heeft genomen om aan hen loon te betalen.
Niet onder gezag van algemene vergadering
Ten slotte is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom het Hof heeft aangenomen dat de bestuurders hun werkzaamheden uitvoerden onder gezag van de algemene vergadering van aandeelhouders van de BV. De door het Hof genoemde bepalingen in een Shareholders Agreement kunnen niet het oordeel dragen dat met betrekking tot het gezag over de uitvoering van arbeidsovereenkomsten bij de BV een statutaire regeling is getroffen die afwijkt van hetgeen uit het wettelijk stelsel voortvloeit. Daarnaast valt niet zonder meer in te zien waaraan die algemene vergadering van aandeelhouders de bevoegdheid zou ontlenen om rechtstreeks gezag uit te oefenen ten aanzien van de door de heren te verrichten werkzaamheden, zolang niet meer is vastgesteld dan dat de BV een contractuele relatie heeft met de vennootschappen.
In zoverre slaagt de eerste klacht. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven.
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond;
- vernietigt de uitspraak van het Hof;
- verwijst het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.