Rechtbank Den Haag oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd omdat de werkgever bedragen onbelast aan de werknemers heeft uitbetaald onder de noemer reiskostenvergoedingen, terwijl daarvan geen enkele onderbouwing in de administratie staat. Wel wordt een naheffingsaanslag verminderd omdat de correctie te hoog is.
Waar gaat deze zaak over?
Een schoonmaakbedrijf stelt zijn werknemers ter beschikking aan derden. De werknemers voerden schoonmaakwerkzaamheden uit bij diverse horecavestigingen en vakantieparken.
Op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (cao), die op de werkgever van toepassing was, geldt voor werken in de avond, nacht, weekend of op feestdagen een toeslag van 30 procent, 50 procent of 150 procent van het loon.
De werkgever heeft, onder de noemer reiskostenvergoeding, in het jaar 2017 in totaal € 66.566 en in 2018 € 85.474 onbelast aan de werknemers uitbetaald. In de administratie van de werkgever bevinden zich geen declaraties van werknemers en geen overzichten waaruit blijkt hoe, per werknemer en per maand, het bedrag aan reiskostenvergoeding is vastgesteld.
Begin 2019 heeft de inspecteur van de Belastingdienst derdenonderzoeken uitgevoerd bij diverse (voormalige) opdrachtgevers van de werkgever. Op 26 juni 2019 is het boekenonderzoek gestart. Dit heeft geresulteerd in een controlerapport met datum 22 januari 2020.
In het contolerapport is onder meer geconcludeerd dat de werkgever te weinig cao-toeslag bijzondere uren uitbetaalde.
De inspecteur heeft aan de werkgever, conform de correcties zoals vermeld in het controlerapport, naheffingsaanslagen met verzuimboetes opgelegd.
Wat is het geschil?
In geschil is of de naheffingsaanslagen en verzuimboetes terecht zijn opgelegd.
Volgens de werkgever zijn de correcties onterecht. De toeslag bijzondere uren is al verwerkt in het loon de werknemers. Zij krijgen een vast loon en werken daadwerkelijk minder uren dan waarvoor zij betaald krijgen.
De inspecteur stelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De werknemers hebben de cao-toeslagen waar ze recht op hadden daadwerkelijk ontvangen onder de noemer van “reiskostenvergoedingen”.
Wat oordeelt de rechter?
Loon is ingevolge artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Ingevolge artikel 13a van de Wet LB wordt loon beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel vorderbaar en ook inbaar wordt.
Cao-toeslagen
De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen gebaseerd op cao-toeslagen die de werkgever niet zou hebben verloond en die hij als onbelaste reiskostenvergoedingen aan werknemers zou hebben uitbetaald. Volgens de rechtbank kan in het midden blijven of de cao-toeslagen al dan niet in het loon van de werknemers zijn begrepen.
Als die toeslagen niet in het loon zouden zijn begrepen, heeft de inspecteur volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van vorderbaar en inbaar loon. Daarbij weegt mee dat de werknemers – volgens de door hen afgelegde verklaringen – hebben ingestemd met het loon dat zij hebben ontvangen.
Niet voldaan aan eisen onbelaste kostenvergoeding
De inspecteur heeft echter ook gesteld dat de reiskostenvergoedingen verkapt loon vormen en de naheffingsaanslagen daarom al terecht zijn opgelegd. Vast staat dat de werkgever € 66.566 (2017) en € 85.474 (2018) onbelast aan de werknemers heeft uitbetaald onder de noemer reiskostenvergoedingen. Aangezien de werkgever voor deze onbelaste reiskostenvergoeding geen enkele onderbouwing in de administratie heeft vastgelegd, is niet voldaan aan de vereisten voor een onbelaste kostenvergoeding. De naheffingen over de onbelast uitbetaalde reiskostenvergoedingen zijn daarom terecht opgelegd.
Verminderde naheffingsaanslag
De door de inspecteur toegepaste correctie over het jaar 2017 is hoger dan het bedrag aan uitbetaalde reiskostenvergoeding. De inspecteur heeft een looncorrectie toegepast van € 67.598 terwijl de reiskostenvergoeding € 66.566 bedroeg. De naheffingsaanslag 2017 moet daarom worden verminderd naar een gecorrigeerd loon van € 66.566. De naheffingsaanslag 2018 blijft in stand aangezien de reiskostenvergoeding hoger is dan het gecorrigeerde loon, aldus de rechter.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 16 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:15112