Hof Amsterdam heeft in twee uitspraken beslist dat Deliveroo valt onder de cao en wordt aangemerkt als deelnemer in het pensioenfonds beroepsvervoer.
In februari van dit jaar oordeelde het gerechtshof al dat de bezorgers bij Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst (ECLI:NL:GHAMS:2021:392).
Hof: overeenkomst maaltijdbezorgers Deliveroo is arbeidscontract
Cao toepassen en pensioenpremies afdragen
De twee nieuwe uitspraken hebben onder meer tot gevolg dat Deliveroo met terugwerkende kracht vanaf 2015 de cao moet toepassen op bezorgers die voor haar hebben gewerkt en pensioenpremies moet afdragen.
Verplichtstellingsbesluit pensioenfonds
De zaak draait om de uitleg van de werkingssfeerbepaling van respectievelijk de cao en het verplichtstellingsbesluit van het pensioenfonds beroepsvervoer. Die uitleg gebeurt aan de hand van door de Hoge Raad ontwikkelde maatstaven.
Kernactiviteit: bezorgen/vervoeren maaltijden
Volgens het hof is de kernactiviteit van Deliveroo het bezorgen van maaltijden. Daarbij speelt een rol dat Deliveroo veel minder kantoorpersoneel heeft dan bezorgers, dat een belangrijk deel van de bedrijfskosten van Deliveroo samenhangt met de bezorgactiviteit en dat de afspraken met de aangesloten restaurants in de meeste gevallen een commissie omvat voor het bezorgen van de maaltijden.
In de overeenkomst met de bezorgers is opgenomen dat zij zich hoofdzakelijk bezig houden met het bezorgen – en daarmee vervoeren – van maaltijden. Volgens het hof maakt het niet uit of het vervoeren met een auto, scooter of (bak)fiets gebeurt.
De conclusie hiervan is dat Deliveroo valt onder de cao beroepsgoederenvervoer en verplicht moet deelnemen in het bedrijfstakpensioenfonds beroepsvervoer.
Uitspraken kantonrechter bevestigd
Al in 2019 kwam de kantonrechter in Amsterdam tot dezelfde conclusie (ECLI:NL:RBAMS:2019:210 en ECLI:NL:RBAMS:2019:6292). Die uitspraken zijn nu dus door het hof bekrachtigd.
Deliveroo moet pensioenpremies betalen aan pensioenfonds Vervoer
Uitspraak Amsterdam, 21 december 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3978
Uitspraak Amsterdam, 21 december 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3979