
In het conceptwetsvoorstel toekomst pensioenen zijn de afspraken uit het Pensioenakkoord opgenomen over de stelselherziening van het ouderdomspensioen, inclusief de bijbehorende wijzigingen in het fiscale kader en de waarborgen die gelden bij de transitie.
Ook is het voornemen een financieel toetsingskader voor pensioenfondsen in de transitieperiode (transitie-ftk) op te nemen in het wetsvoorstel.
Daarnaast zal het wetsvoorstel ook wijzigingen bevatten voor het nabestaandenpensioen, een voorstel voor experimenteerwetgeving voor pensioenopbouw door zelfstandigen en een wijziging waardoor in de uitzendsector eerder pensioen opgebouwd zal worden dan nu (inperken wachttijd).
Gezien de nauwe samenhang zullen al deze onderdelen in één wetsvoorstel bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Internetconsultatie
De internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel heeft ruim 800 reacties opgeleverd.
De afgelopen periode heeft er op periodieke basis overleg plaatsgevonden met de sociale partners over de reacties in de internetconsultatie in relatie tot hetgeen is afgesproken in het
Pensioenakkoord. Ook met pensioenuitvoerders is periodiek overlegd over de reacties in de consultatie.
Hierbij is de insteek geweest om het nieuwe stelsel zodanig vorm te geven dat de
belangen van de deelnemer goed geborgd zijn en de vormgeving zo min mogelijk belastend voor bij de uitvoering betrokken partijen (waaronder pensioenuitvoerders en werkgevers). Dit neemt niet weg dat de stelselherziening voor uitvoerende partijen ingrijpende gevolgen heeft.
Bij indiening van het wetsvoorstel wordt uitgebreid verantwoord op welke manier is omgegaan met de reacties uit de internetconsultatie.
Uiterlijk 1 januari 2023
Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin 2022 aan de Tweede Kamer worden aangeboden ter behandeling. Het streven is het wetsvoorstel uiterlijk per 1 januari 2023 in werking te laten treden.
In het wetsvoorstel zal worden voorzien in de mogelijkheid om verschillende inwerkingtredingsdata te kunnen gebruiken voor verschillende onderdelen van het voorstel, voor het geval dat in de tijd mogelijk en wenselijk mocht zijn.
Verschillende inwerkingtredingsdata
De mogelijkheid van verschillende inwerkingtredingsdata leidt ertoe dat er gewerkt kan worden met andere inwerkingtredingsdata dan bijvoorbeeld 1 januari 2023.
Eerder heeft de minister als voorbeeld het transitie-ftk genoemd, maar theoretisch zou een eerdere inwerkingtredingsdatum bijvoorbeeld ook kunnen gelden voor de inperking van de
wettelijke mogelijkheid van een wachttijd voor pensioenopbouw in de uitzendsector.
Ook kunnen sociale partners in de uitzendsector de wachttijd voor uitzendkrachten al verkorten vooruitlopend op deze aanpassing van het wettelijke kader, door hier in een nieuwe cao afspraken over te maken.
Een eerdere inwerkingtredingsdatum dan 1 januari 2023 bij de experimenteerwetgeving voor pensioenopbouw voor zelfstandigen is niet werkbaar, omdat het hier onder meer tijdelijke afwijkende wetgeving betreft van (nieuwe) fiscale wetgeving per 1 januari 2023. Eerder afwijken dan de inwerkingtredingsdatum is op dit onderdeel fiscaal niet mogelijk.
Gezamenlijk informatieplatform
Er komt een gezamenlijk informatieplatform. Het gezamenlijke implementatieplatform is bedoeld voor alle professionele partijen die direct betrokken zijn bij de besluitvorming over een andere pensioenregeling in het nieuwe pensioenstelsel. Te denken valt aan werkgever- en werknemersorganisaties, pensioenfondsen en verzekeraars.
Naast algemene informatie over de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel bevat het platform voor elke doelgroep informatie over de te nemen stappen in de verschillende fases van de transitie. Deze transitiehandleiding wordt opgesteld binnen de Stichting van de Arbeid. Doel van de transitiehandleiding is het overzichtelijk aanbieden van objectieve informatie op maat aan de verschillende partijen. Naar verwachting gaat rond deze zomer het gezamenlijk informatieplatform live.
Transitieperiode
In de transitieperiode moeten zowel het arbeidsvoorwaardelijk overleg tussen (vertegenwoordigers
van) werkgevers en werknemers plaatsvinden, als de onderbrenging en implementatie van de
pensioenregeling bij de pensioenuitvoerder. Elke stap in het proces kost tijd en moet zorgvuldig
gezet kunnen worden.
Uiterlijk 1 januari 2026
In het wetsvoorstel worden daarom richtinggevende mijlpalen opgenomen om op tijd alle stappen gezet te hebben voor 1 januari 2027. Deze datum is de uiterste datum waarop de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel gerealiseerd moet zijn. Alle betrokken partijen hebben de ambitie uitgesproken dit sneller te willen doen, namelijk uiterlijk per 1 januari 2026.
Wat pensioendeelnemers moeten weten
Wat pensioendeelnemers moeten weten, is dat ze op hun pensioenleeftijd een pensioenuitkering ontvangen en dat ze hiervoor pensioenpremie betalen, samen met de werkgever, en dat hun premie, samen met die van vele anderen belegd wordt.
Volgend jaar worden pensioendeelnemers geïnformeerd over het wetsontwerp en wat het voor hen
betekent. Voor de pensioendeelnemer is het vooral een actualisering van het pensioenstelsel. Specifieke informatie zal de deelnemer erop wijzen waar hij of zij kan inzien hoeveel de verwachte pensioenuitkering zal zijn inclusief AOW en welke mogelijkheden de deelnemer heeft om het pensioen aan te passen.
RVU-uitkering
In de periode 2021 tot en met 2025 kunnen werkgevers aan werknemers die ten hoogste 3 jaar van hun AOW-leeftijd verwijderd zijn een RVU (regeling voor vervroegde uittreding) aanbieden, waarbij er tot een drempelbedrag van bruto 1.847 euro per maand geen fiscale eindheffing verschuldigd is.
Voor een RVU is niet per definitie een cao-afspraak nodig, dit kan ook op individuele basis. De hoogte van de drempelvrijstelling is gelijk aan de netto-AOW voor alleenstaanden, waarmee met de RVU-uitkering die door de werkgever kan worden verstrekt in principe in het levensonderhoud van de
werknemer kan worden voorzien.
MDIEU-subsidie
Naast deze fiscale drempelvrijstelling kunnen sectoren in het kader van MDIEU-subsidie aanvragen
voor een integraal activiteitenplan voor duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. Werkgevers
en werknemers kunnen in dit verband met elkaar afspraken maken over de doelgroepen die zij
een mogelijkheid willen bieden om eerder te stoppen met werken, bijvoorbeeld vanwege de
zwaarte van hun werk.
De subsidie dekt een deel van de kosten van de werkgever, want er geldt op sectorniveau een maximale subsidie van 25 procent voor RVU. De subsidie is bedoeld om werkgevers die zonder subsidie niet in staat zouden zijn werknemers een RVU te bieden toch in staat te stellen om werknemers een RVU aan werknemers die daar vanwege hun gezondheid behoefte aan hebben.
Antwoorden op Kamervragen over stand van zaken uitwerking pensioenakkoord
Samenvatting reacties op internetconsultatie wetsvoorstel toekomst pensioenen