Dat heeft de kantonrechter in kort geding bepaald.
Artis ging er onterecht vanuit dat zij de wijziging eenzijdig kon doorvoeren en heeft niet eerst geprobeerd overeenstemming met de werknemers te bereiken over bijvoorbeeld het afschaffen van de eindejaarsuitkering en afbouw van bepaalde variabele en vaste toeslagen. Zelfs als er overleg was geweest, had Artis de wijzigingen volgens de kantonrechter niet mogen doorvoeren op de manier als zij heeft gedaan. Hoewel Artis het door de coronacrisis financieel zwaar heeft en maatregelen moet nemen, is het niet redelijk om alleen van werknemers die al lange tijd bij Artis werken een offer te vragen, dat ook nog definitief is. De door Artis aan de werknemers betaalde compensatie voor de wijzigingen verandert dat niet.
Wat is de situatie?
Werknemers vorderen dat Artis bij vonnis wordt veroordeeld alle arbeidsvoorwaarden uit het Overgangsreglement en de Leisure cao te handhaven. Gevolg daarvan is dat vanaf 1 januari 2021 een correctie en nabetaling moet plaatsvinden, alsmede dat bovenwettelijke WW-rechten hersteld moeten worden, dat laatste op straffe van een dwangsom. Over achterstallig loon moet wettelijke rente en wettelijke verhoging worden betaald en Artis moet in de proceskosten worden veroordeeld, aldus de werknemers.
De werknemers leggen aan de vorderingen ten grondslag dat Artis eenzijdig de arbeidsvoorwaarden wijzigt. Nu een geldig eenzijdig wijzigingsbeding ontbreekt, gelden daarvoor strenge eisen. Aan deze eisen is niet voldaan.
Artis voert verweer. Zij voert aan dat met de invoering van de Personeelsgids een geldig eenzijdig wijzigingsbeding tot stand is gekomen. Aan de vereisten voor wijziging op basis van dat beding is voldaan. Ook zonder een eenzijdig wijzigingsbeding zijn de wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden toelaatbaar.
Geen schriftelijk akkoord
Volgens de kantonrechter is ten aanzien van de Overgangsregeling en de (bepalingen met nawerking uit de) Leisure cao geen rechtsgeldig wijzigingsbeding met werknemers overeengekomen. Een werknemer moet immers schriftelijk akkoord gaan met een dergelijk beding. Dat is hier niet gebeurd, nu werknemers slechts ‘voor ontvangst’ van de Personeelsgids hebben getekend. Dat zou mogelijk nog voldoende zijn als het hier ging om wijziging van arbeidsvoorwaarden uit diezelfde Personeelsgids, maar daarvan is geen sprake. Voor zover Artis dus met de invoering van de Personeelsgids de mogelijkheid wilde krijgen de op dat moment al bestaande arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen, had zij dat expliciet en schriftelijk met werknemers overeen moeten komen.
Geen overeenstemming
Bij het ontbreken van een eenzijdig wijzigingsbeding is een werknemer niet gehouden voorstellen van de werkgever tot wijziging van arbeidsvoorwaarden te aanvaarden. Werkgever zal dan met werknemer(s) onderling overeenstemming over wijziging moeten zien te bereiken. Pas als dat niet lukt omdat werknemer overleg of instemming weigert, kan de vraag aan de orde komen of werknemer aanvaarding van het voorstel heeft kunnen weigeren.
In dit geval is niet gebleken dat Artis heeft geprobeerd met werknemers overeenstemming te bereiken.
Drie vragen
Ook als zonder resultaat met werknemers onderhandeld was, zou het oordeel op voorhand zijn dat Artis de door haar gewenste wijzigingen niet mag doorvoeren. De kantonrechter zou dan de volgende drie vragen moeten beantwoorden:
- heeft Artis, als goed werkgever, in gewijzigde omstandigheden aanleiding kunnen vinden tot het doen van haar voorstel tot wijziging van arbeidsvoorwaarden?
- is, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, het voorstel dat Artis aan werknemers heeft gedaan redelijk?
- kan aanvaarding van dit voorstel, in het licht van de omstandigheden van het geval, in redelijkheid van werknemers, als goed werknemers, gevergd worden?
Het antwoord op de eerste vraag luidt naar het oordeel van de kantonrechter bevestigend. Niet ter discussie staat dat Artis als gevolg van de coronacrisis financieel in zwaar weer verkeert en dat zij in verband daarmee maatregelen moet nemen. Ook is onweersproken gesteld dat al vergaande maatregelen zijn getroffen, waaronder een reorganisatie waarbij van collega’s van werknemers afscheid is genomen.
Wijziging primaire arbeidsvoorwaarden
Het voorstel dat Artis aan werknemers heeft gedaan acht de kantonrechter echter niet redelijk. Daarbij is om te beginnen van belang dat het voorstel grotendeels ziet op wijziging van primaire arbeidsvoorwaarden. Wijziging daarvan is niet snel redelijk. Daarnaast is sprake van een definitieve wijziging van die arbeidsvoorwaarden, wat zich moeilijk verdraagt met een – naar te hopen en verwachten valt – tijdelijke crisis. Weliswaar zal die crisis nog langere tijd in de financiën van Artis doorwerken, maar dat rechtvaardigt nog geen definitieve wijziging. Artis heeft ook onvoldoende toegelicht waarom bijvoorbeeld een tijdelijk offer niet is voorgesteld of besproken.
Compenserende maatregelen
Het argument van Artis dat de wijziging van arbeidsvoorwaarden voor werknemers de eerste jaren weinig gevolgen heeft maakt het oordeel niet anders. Dit ligt immers voor de hand, omdat Artis compenserende maatregelen neemt, die op korte termijn tot uitkering komen.
Juist op de langere termijn worden de negatieve gevolgen voor werknemers zichtbaar, terwijl onvoldoende inzichtelijk is waarom dat noodzakelijk is in verband met de huidige coronacrisis.
De compenserende maatregelen zorgen er daarnaast voor dat Artis op korte termijn juist hogere loonkosten heeft, terwijl Artis zelf stelt dat de wijziging alleen maar noodzakelijk is vanwege de huidige bedrijfseconomische omstandigheden.
Tot slot komt hier nog bij dat het voorstel van Artis slechts geldt voor werknemers die al voor 2008 in dienst waren en niet voor hun collega’s die daarna in dienst zijn getreden. Een rechtvaardiging daarvoor is niet gegeven.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat de door Artis opgelegde eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden niet is gerechtvaardigd. Werknemers eisen dus terecht nakoming van de vóór 1 januari 2021 geldende arbeidsvoorwaarden.
De kantonrechter veroordeelt Artis:
- tot nakoming jegens werknemers van alle overeengekomen plichten voortvloeiend uit het Overgangsreglement en de Leisure cao, waaronder maar niet uitsluitend doorbetaling aan werknemers van het overeengekomen loon inclusief emolumenten, uit te betalen op de gebruikelijke wijze en tijdstippen;
- tot correctie en nabetaling aan werknemers van het achterstallige loon en andere vanaf 1 januari 2021 bestaande betalingsverplichtingen, voor zover na verrekening met de per 1 januari 2021 uitgekeerde compensatie van achterstalligheid sprake is;
- tot betaling van de wettelijke verhoging met een maximum van 25 procent over vanaf 1 januari 2021 te weinig betaald loon als hiervoor onder II bedoeld, alsmede de wettelijke rente over dat te weinig betaalde loon vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van betaling;
- tot het herstellen van de boven- en na-wettelijke WW-rechten van werknemers met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021, onder verstrekking van een deugdelijk bewijs aan werknemers dat hieraan is voldaan;
- in de kosten van het geding;
- in de na dit vonnis ontstane kosten;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 2 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1668