Met inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans per 1 januari 2020 zijn de lage en hoge WW-premie ingevoerd. Hoe zit het ook alweer precies? We zetten de regels nog even voor je op een rij.
Drie voorwaarden
De lage WW-premie geldt voor een werknemer die een arbeidsovereenkomst heeft die voldoet aan de volgende voorwaarden:
- arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd; en
- arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd; en
- arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst.
Loonaangifte
In de aangifte loonheffingen moet je deze voorwaarden met een J/N-indicatie in drie rubrieken vermelden. Voor de lage WW-premie geef je de indicaties als volgt op:
Rubriek | Indicatie |
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd | J |
Schriftelijke arbeidsovereenkomst | J |
Oproepovereenkomst | N |
Is een van deze indicaties anders, dan geldt de hoge WW-premie.
Let op: er zijn drie uitzonderingen waarin je altijd de lage WW-premie toepast (zie onder ‘Altijd lage WW-premie’)
Addendum
Een eis voor de lage WW-premie is dat een werknemer een schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft. Dit mag ook een addendum zijn. Dit addendum moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Werknemer en werkgever hebben een schriftelijk addendum ondertekend.
- Hieruit blijkt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is.
- Je bewaart het addendum bij de loonadministratie.
Voorbeeld addendum
Voor een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is overgegaan naar onbepaalde tijd, is niet altijd een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aanwezig. Je past dan de hoge WW-premie toe. Bij een addendum dat voldoet aan bovenstaande voorwaarden, mag je de lage WW-premie toepassen.
Digitale arbeidsovereenkomst
Aan de voorwaarde dat een arbeidsovereenkomst schriftelijk is vastgelegd, voldoet u ook bij een digitale arbeidsovereenkomst. Je mag een arbeidsovereenkomst bijvoorbeeld scannen. Ook een digitale arbeidsovereenkomst met een digitale handtekening is voldoende als de handtekening voldoet aan de voorwaarden van artikel 3:15a Burgerlijk Wetboek.
Oproepovereenkomst
Bij een oproepovereenkomst geldt de hoge WW-premie.
Een werknemer heeft bij een oproepovereenkomst geen zekerheid over het aantal uren dat hij werkt en het loon dat hij ontvangt. Een nul-urencontract en een min-maxcontract zijn voorbeelden van een oproepovereenkomst.
In de volgende gevallen is sprake van oproepovereenkomst:
- Het aantal uren dat een werknemer werkt is niet vastgelegd per periode van maximaal een maand. Dit geldt ook voor een min-maxcontract; of
- Het aantal uren dat een werknemer werkt is niet vastgelegd per periode van maximaal een jaar waarbij het loon gelijkmatig over het jaar is gespreid; of
- De werknemer heeft geen recht op loon als het werk wegvalt vanwege uitsluiting van de loondoorbetalingsplicht (artikel 7:628a lid 9 of artikel 7:691 lid 7 Burgerlijk Wetboek).
Seizoensarbeid
In sectoren met seizoensarbeid is het niet altijd mogelijk om werknemers een vast contract met een vast aantal uren per week of maand aan te bieden. De lage WW-premie geldt daarom ook voor een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waarbij:
- het aantal uren per jaar is overeengekomen, en
- het recht op loon gelijkmatig over het jaar is gespreid (jaarurennorm).
Altijd lage WW-premie
Drie uitzonderingen waarin je altijd de lage WW-premie toepast:
- Voor een BBL-leerling die zowel een praktijkovereenkomst als een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft. De werkgever moet een dagtekening op de praktijkovereenkomst zetten en deze in de administratie opnemen. Een BBL-leerling hoeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst te hebben. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst als voldaan is aan de voorwaarden arbeid, gezag en loon.
- Voor een werknemer die jonger is dan 21 jaar en met maximaal 48 verloonde uren per vierwekenaangifte of 52 verloonde uren per maandaangifte. Je beoordeelt dit per tijdvak.
- Voor uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen: WW, ZW, WIA, WAO en WAZO. Dit geldt niet alleen voor uitkeringen die UWV rechtstreeks aan de werknemer betaalt maar ook als de werkgever de uitkering van UWV ontvangt en aan de werknemer doorbetaalt (werkgeversbetaling). Daarnaast geldt de lage WW-premie als een werkgever eigenrisicodrager is en de uitkering zelf betaalt.
Voorbeeld jonger dan 21 jaar
Een 20-jarige werknemer heeft 60 verloonde uren in tijdvak januari. Voor dit tijdvak pas je de hoge WW-premie toe. In tijdvak februari heeft hij 35 verloonde uren. Voor dit tijdvak pas je de lage WW-premie toe.
Voor de toets aan de leeftijd van 21 jaar geldt de leeftijd die een werknemer had op de eerste dag van de vierwekenaangifte of maandaangifte.
Altijd hoge WW-premie
Twee uitzonderingen waarin je altijd de hoge WW-premie toepast:
- Voor een werknemer die een uitzendovereenkomst met een uitzendbeding heeft. Dan is geen sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
- Voor een werknemer met een fictieve dienstbetrekking.
Bij een fictieve dienstbetrekking is geen sprake van een arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 3 Werkloosheidswet.
Let op: voor een werknemer die jonger is dan 21 jaar met maximaal 48 verloonde uren per vierwekenaangifte of 52 verloonde uren per maandaangifte, geldt altijd de lage WW-premie. Ook als deze werknemer een fictieve dienstbetrekking heeft.
Bron: Forum Salaris