Deze vragen zijn gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 26 oktober 2020 over het pakket Belastingplan 2021.
Biedt de werkkostenregeling voldoende soelaas om de zorgbonus netto te kunnen uitkeren aan zorgprofessionals?
De werkgever is op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals Covid-19
verplicht de bonus aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel en deze vervolgens onder te brengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling.
Op grond van deze subsidieregeling ontvangt de zorgaanbieder op voorhand een subsidie van € 1.800 per aan een werknemer uit te keren bonus van € 1.000.
Bij de subsidie die de zorgaanbieder ontvangt vanuit het Rijk wordt dus rekening gehouden met een maximaal af te dragen bedrag aan eindheffing, waardoor de werkgever volledig compensatie krijgt voor zowel de bonus als eventueel verschuldigde eindheffing. Dit betekent dat het uitkeren van de bonus via de vrije ruimte werkgevers volgens de staatssecretaris voldoende soelaas biedt om de zorgbonus netto te kunnen uitkeren aan zorgprofessionals.
Voor zover een werkgever (deels) gebruik heeft kunnen maken van de vrije ruimte, moet het onbenutte deel van de verkregen subsidie ter compensatie van de eindheffing overigens worden terugbetaald.
Waarom wordt de uitbreiding van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten betaald uit de vrije ruimte, waarvan het kabinet juist aangeeft dat dit nodig is om ondernemers de crisis door te helpen?
Loopt de verlaging van de vrije ruimte van de werkkostenregeling niet vooruit op de toegezegde informatie over de overschrijding van de vrije ruimte over de jaren 2015 tot en met 2022?
Het is gebruikelijk dat een maatregel die geld kost wordt gedekt binnen hetzelfde domein, aldus de staatssecretaris. Zo worden de kosten van de maatregel betaald door dezelfde groep die er baat bij heeft.
Het ligt voor de hand dat ondernemers met een fiscale loonsom boven €400.000 voor wie de grenzen van de vrije ruimte nu al knellend zijn, rekening moeten houden met deze verlaging. Er zijn echter geen specifieke sectoren die wel of niet profiteren of nadeel ondervinden van de schijfverlaging. Daarnaast gaat het om een zeer beperkte verlaging van de vrije ruimte, die op geen enkele manier in verhouding staat tot de maatregelen die worden genomen om ondernemers door de crisis te helpen, zo schrijft Vijlbrief.
De verlaging van de tweede schijf van de vrije ruimte van de werkkostenregeling ter dekking van de aanpassing van de gerichte vrijstelling treedt eerder in werking dan wanneer de Tweede Kamer de toegezegde informatie over de overschrijding ontvangt. Het is de vraag of iedere afzonderlijke maatregel blijkt uit de rapportage.
De coronacrisis heeft naar verwachting een groot effect op het gebruik van de vrije ruimte. Bepaalde kosten die door veel werkgevers ten laste van de vrije ruimte worden gebracht, worden door de coronacrisis in veel mindere mate gemaakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personeelsfeesten. Op andere fronten wordt de vrije ruimte juist meer aangesproken, door bijvoorbeeld thuiswerkvergoedingen aan te bieden.
Daarnaast zijn er in 2020 en 2021 drie verschillende maatregelen die de hoogte van de vrije ruimte beïnvloeden (de structurele invoering van een eerste schijf en de tijdelijke verhoging hiervan naar 3 procent in 2020 en de structurele verlaging van de tweede schijf naar 1,18 procent in 2021).
Al deze aspecten hebben effect op de afgedragen eindheffing. Het effect van afzonderlijke maatregelen zal dus zeer waarschijnlijk niet blijken uit de rapportage over de overschrijding van de vrije ruimte van de werkkostenregeling die in 2024 komt.
Schriftelijke beantwoording WGO I – pakket Belastingplan 2021
Staatssecretaris over vrije ruimte en fiscale vrijstellingen bij thuiswerken