Het gebruik maken van de versoepeling van de RVU om werknemers vervroegd te laten uittreden
is vrijwillig en vergt daarnaast afspraken tussen sociale partners, werkgevers en werknemers. In
de praktijk zijn er in sommige sectoren al dergelijke afspraken gemaakt. Vanuit de overleggen met
centrale sociale partners komt het signaal dat er een grote behoefte is aan deze mogelijkheid.
In onderstaande tabel is voor elk jaar sinds de invoering het aantal inhoudingsplichtige werkgevers
met eindheffing RVU in de loonaangifte en de budgettaire opbrengst weergegeven. Het is uit de
loonaangiften niet af te leiden hoeveel uitgetreden werknemers de heffing betreft.
Jaar | Aantal inhoudingsplichtigen (gemiddeld per maand) | Totaal bedrag (miljoen € per jaar) |
2006 | 3.421 | 17 |
2007 | 1.758 | 34 |
2008 | 346 | 48 |
2009 | 337 | 53 |
2010 | 331 | 72 |
2011 | 182 | 158 |
2012 | 169 | 187 |
2013 | 168 | 232 |
2014 | 172 | 255 |
2015 | 176 | 263 |
2016 | 165 | 252 |
2017 | 165 | 264 |
2018 | 157 | 254 |
2019 | 137 | 244 |
Circa 200.000 mensen bereiken jaarlijks de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor deze groep heeft de
aanpassing van de AOW-leeftijd een effect.
Uitgaande van de 2/3-koppeling, komt het RIVM tot de conclusie dat de gemiddelde
gezonde levensverwachting de komende jaren zal blijven stijgen en dat gezondheid in die zin geen
belemmering is om de AOW-leeftijd te verhogen.
De regering verwacht dat jaarlijks circa 10 duizend mensen vervroegd uit te kunnen laten treden met dit wetsvoorstel. Dit betreft een grove inschatting met als uitgangspunt gegevens over de arbeidsdeelname van oudere werknemers tot drie jaar voor de AOW-leeftijd.
Overgangsmaatregel
De voorgestelde versoepeling van de RVU-heffing is een van de overgangsmaatregelen voor de
korte termijn uit het pensioenakkoord en geldt voor een periode van vijf jaar met een uitloopperiode van drie jaar. Na die termijn zouden de afspraken omtrent duurzaamheid uit het pensioenakkoord – gericht op de langere termijn – effect moeten hebben. Een verlenging acht de regering niet wenselijk.
De fiscale vrijstelling van de RVU-heffing loopt van 2021-2025. Het streven is om deze maatregel op 1 januari 2021 in werking te laten treden.
Als sprake is van een RVU-uitkering is tot het bedrag van de RVU-drempelvrijstelling geen pseudo-eindheffing verschuldigd door de werkgever.
Voor een werknemer die een eenmalige RVU-uitkering krijgt, geldt dat deze uitkering op het moment van uitkeren volledig belast is. Als de werknemer daarnaast ook vervroegd pensioen opneemt zal ook over deze pensioenuitkeringen belasting moeten worden betaald. Een eenmalige RVU-uitkering in combinatie met het vervroegd laten ingaan van het pensioen kan daarom tot een progressienadeel leiden (hogere belastingdruk).
RVU-drempelvrijstelling
De hoogte van de RVU-drempelvrijstelling wordt eenmaal per jaar bijgesteld door het aan het
begin van dat kalenderjaar geldende netto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid,
onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, te bruteren. Het is op dit moment nog niet mogelijk
om de RVU-drempelvrijstelling voor 2021 te berekenen. De AOW-bedragen per 1 januari 2021 zijn
nog niet bekend.
Door de drempelvrijstelling in de RVU van 1.767 euro per maand kan een werkgever ca. 21.000
euro per jaar uitbetalen aan een werknemer voordat een RVU-heffing is verschuldigd. Dit komt
overeen met een bedrag dat grofweg gelijk is aan het minimumloon op jaarbasis.
De hoogte van de drempelvrijstelling is een bedrag dat na vermindering met de loonbelasting en
premie voor de volksverzekeringen gelijk is aan het nettobedrag van de AOW-uitkering.
Het ligt niet voor de hand een generieke drempelvrijstelling te verhogen met toeslagen. De hoogte van bijvoorbeeld avond- en weekendtoeslagen kunnen verschillen per sector en zelfs per werknemer.
Aantal dienstjaren
Zoals afgesproken in het pensioenakkoord onderzoeken het kabinet en sociale partners of het
mogelijk is om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal
dienstjaren, bijvoorbeeld 45. Daarbij is afgesproken dat de uitvoerbaarheid en het behoud van de
AOW als volksverzekering en stabiele basis van ons pensioenstelsel, belangrijke aandachtspunten
zijn. Het onderzoek is in volle gang en complex. Het kabinet heeft de ambitie het onderzoek naar deze complexe materie in december 2020 af te ronden.
Sociale partners
Het maken van afspraken over een vervroegd uittreedregeling is een verantwoordelijkheid van de
sociale partners, werkgevers en werknemers. Het versoepelen van de RVU-heffing zorgt ervoor dat
het afspreken van vervroegde uittreedregelingen beter financieel haalbaar wordt, op sectoraal,
maar ook op ondernemingsniveau.
Het doel van de RVU-drempelvrijstelling is om werknemers die overvallen zijn door de verhoging van de AOW-leeftijd en die niet in staat zijn gezond werkend de AOW-leeftijd te bereiken een mogelijkheid te bieden vervroegd uit te treden. Het is aan sociale partners om te bepalen welke groepen werknemers hiervoor in aanmerking zouden moeten komen.
Er is geen overzicht van welke beroepen gezien moeten worden als zwaar. Sociale partners
bepalen samen welke werknemers in hun sector zij in aanmerking willen laten komen voor
vervroegde uittreding in het kader van de versoepeling van de drempelvrijstelling, bijvoorbeeld
omdat ze zwaar werk doen.
Het gebruik maken van deze mogelijkheid is niet gratis. De werkgever moet bereid zijn de RVU-uitkeringen te doen en de werknemer moet genoegen moeten nemen met een inkomen dat waarschijnlijk lager is dan het arbeidsinkomen, waardoor de werknemer in veel gevallen een deel van het eigen pensioen zal moeten inzetten om de uitkeringen aan te vullen.
Hoogte loon irrelevant
De hoogte van het loon is niet relevant voor de hoogte van de drempelvrijstelling. Die is in alle
gevallen gelijk. Indien de RVU-uitkering hoger uitkomt dan de drempelvrijstelling, zal over dat
meerdere de RVU-heffing betaald moeten worden. Voor de werkgever zijn daarom medewerkers
met een hoog loon en een RVU-uitkering hoger dan de drempelvrijstelling relatief duurder dan
werknemers met een lager loon en een RVU-uitkering die op of beneden de drempelvrijstelling
blijft.
Omvang dienstverband
De voorgestelde RVU-drempelvrijstelling geldt ongeacht de omvang van het dienstverband van de
werknemer. Het is echter niet de bedoeling om werknemers binnen bijvoorbeeld concernverband met het oog op de RVU-drempelvrijstelling meerdere dienstbetrekkingen te geven en zo de drempelvrijstelling meerdere keren te benutten voor dezelfde werknemer.
Duurzame inzetbaarheid
Met het subsidiebudget van €1 miljard geeft het kabinet in de periode 2021 tot en met 2025 een
stevige impuls aan beleid en maatregelen gericht op duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken
en een goede overgang van werkend leven naar pensioen.
Met de fiscale facilitering van regelingen voor vervroegde uittreding biedt het kabinet de huidige groep werkende zestigers ook de mogelijkheid eerder te stoppen. Zij hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een aantal veranderingen in de AOW-leeftijd. Onder hen zijn werknemers voor wie het moeilijk is om door te werken tot het pensioen, bijvoorbeeld omdat zij het werk als fysiek of mentaal zwaar ervaren of omdat er in het verleden te weinig is gedaan aan hun duurzame inzetbaarheid.
De tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDI&EU) moet voor een
cultuuromslag zorgen. Werkgevers en werknemers moeten zich bewust zijn van hun
verantwoordelijkheid voor duurzame inzetbaarheid.
Nota nav verslag over wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlof
RVU-drempelvrijstelling en verlofsparen per 2021, bedrag ineens per 2022