Het kabinet wil met het wetsvoorstel meer ruimte bieden voor keuzevrijheid in het pensioenstelsel.
Drie maatregelen
Het voorstel bevat drie maatregelen die zijn opgenomen in het pensioenakkoord van juni 2019.
- Deelnemers krijgen het recht om bij pensionering eenmalig een bedrag ineens op te nemen van maximaal 10 procent.
- Ook krijgen werknemers meer ruimte om in overleg met hun werkgever drie jaar vóór hun AOW-leeftijd te stoppen met werken. Dit gebeurt door een tijdelijke versoepeling van de zogenoemde RVU-heffing.
- Tot slot wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld van vijftig naar honderd.
Het wetsvoorstel wijzigt de Pensioenwet (PW), de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb), de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964).
Kritiek Raad van State
De Raad van State is kritisch op onderdelen van het voorstel, blijkt uit het bijgevoegde advies. De burger is niet per se beter af met het opnemen van een bedrag ineens, stelt het gezaghebbende adviesorgaan. Er is behoefte aan meer flexibiliteit bij pensioenuitkeringen. Daarom begrijpt de RvS de introductie van de mogelijkheid om een deel van het pensioen ineens op te nemen. Het voorstel koppelt daaraan enkele voorwaarden. Zo mag het ‘bedrag ineens’ alleen worden opgenomen op de ingangsdatum van het pensioen. Ook mag een bedrag ineens niet tegelijkertijd met een hoog-laag pensioen worden gecombineerd. Bovendien kan het opnemen van een ‘bedrag ineens’ vooral voor mensen met een klein pensioen nadelig uitpakken, schrijft de RvS. Door de fiscale gevolgen van de maatregel houden zij netto weinig van zo’n bedrag over. Door deze voorwaarden en gevolgen voor de betrokkene is het de vraag of het voorstel in deze vorm veel zal toevoegen voor de praktijk, wordt in het advies gesteld.
Een weloverwogen keuze om het ‘bedrag ineens’ wel of niet op te nemen zal eigenlijk alleen met behulp van een financieel planner of andere deskundige kunnen worden gemaakt, constateert de RvS. Dit zijn kostbare adviestrajecten. Het risico dat betrokkenen onvoldoende zijn geïnformeerd en op basis van onjuiste aannames beslissingen nemen die uiteindelijk nadelig uitpakken is dan ook groot.
Doorkruist beleid langer doorwerken
Bij de versoepeling van de RVU-heffing en de uitbreiding van de mogelijkheid van verlofsparen merkt de RvS op dat deze maatregelen in de voorgestelde vorm het beleid voor duurzame inzetbaarheid en langer doorwerken dreigen te doorkruisen.
De RvS kan zich voorstellen dat zulke maatregelen nuttig zijn voor bepaalde groepen die moeite hebben om werkend de pensioenleeftijd te halen en voor wie weinig of geen alternatieven beschikbaar zijn. Dat vergt volgens het adviesorgaan echter een veel gerichtere aanpak dan de algemene aanpak die nu wordt voorgesteld.