Hoe moet de uitzondering voor werknemers jonger dan 21 jaar, die maximaal 48 uur per aangiftetijdvak van vier weken of 52 uur per aangiftetijdvak van een kalendermaand verloond hebben gekregen, worden toegepast?
De werkgever betaalt de lage WW-premie als een arbeidsovereenkomst is gesloten met een werknemer jonger dan 21 jaar die maximaal 48 uur per aangiftetijdvak van vier weken of 52 uur per aangiftetijdvak van een kalendermaand verloond heeft gekregen.
Het is hierbij niet van belang of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is gesloten of
dat het een oproepovereenkomst betreft.
Lage én hoge WW-premie
Het kan gebeuren dat de werkgever het ene aangiftetijdvak de lage WW-premie en het andere aangiftetijdvak de hoge WW-premie – namelijk waarin meer dan 48 of 52 uren verloond zijn – moet betalen voor een jongere onder de 21 jaar.
De hoge WW-premie moet worden toegepast in de tijdvakken waarin meer dan 48 of 52 uren verloond zijn en de arbeidsovereenkomst niet voldoet aan de voorwaarden voor de lage WW-premie.
Ook als de arbeidsovereenkomst gedurende de maand wordt beëindigd, moet worden gekeken naar het totaal aan verloonde uren van dat tijdvak. Dus als een werknemer gedurende 2 weken 20 uur per week verloond heeft gekregen, gaat het om 40 verloonde uren in totaal en moet de werkgever de lage WW-premie betalen.
Eerste dag aangiftetijdvak
Voor de toets aan de leeftijd van 21 jaar geldt de leeftijd die de werknemer had op de eerste dag van het betreffende aangiftetijdvak van vier weken of een maand.
Als de werknemer op de eerste dag van het aangiftetijdvak nog niet in dienst was, dan geldt de leeftijd van de werknemer op de eerste dag van de dienstbetrekking.
Om te bepalen of aan het maximum van 48 of 52 verloonde uren per tijdvak wordt voldaan moeten de verloonde uren van verschillende dienstbetrekkingen bij elkaar worden opgeteld.