Met een wijziging in artikel 13 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) in de Verzamelwet SZS 2021 wordt beoogd de doorwerking van artikel 632, tweede lid, tweede zin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in artikel 13 van de Wml uit te zonderen.
Als gevolg van deze wijziging geldt de beslagvrije voet, indien deze hoger dan het minimumloon ligt, niet meer als ondergrens waarop de Inspectie SZW toezicht houdt bij verrekening met het wettelijk minimumloon.
Op grond van het Burgerlijk Wetboek blijft het voor de werkgever verboden om met het loon te verrekenen onder de grens van de beslagvrije voet, ook als deze hoger is dan het Wml.
Arbeidsintensief
Binnen het huidige stelsel – waarbij de beslagvrije voet wordt vastgesteld op basis van de door de schuldenaar (werknemer) verstrekte data – is het voor de Inspectie SZW zeer arbeidsintensief om tot een juiste berekening van de beslagvrije voet te komen.
Met invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet wordt dit weliswaar eenvoudiger, maar vergt de berekening wel de deling van een groot aantal persoonsgegevens ter vaststelling van de leefsituatie van de betrokkene.
Handhaving
Nu de controletaak van de inspectie zich focust op de handhaving van het Wml, is er voor gekozen dit expliciet vast te leggen in artikel 13 van de Wml en geen grondslag voor de met de berekening van de beslagvrije voet gemoeide gegevenswisseling te creëren. Dit is gedaan door de grens van het minimumloon altijd als ondergrens aan te merken waarop de Inspectie SZW toezicht houdt. Dit vergroot de handhaafbaarheid van dit artikel.