Het pensioenakkoord bevat zowel afspraken over de aanpassing van de wettelijke en fiscale kaders voor het arbeidsvoorwaardelijk pensioen in de tweede pijler en voor de vrijwillige oudedagsvoorziening in de derde pijler, als ook afspraken op het terrein van duurzame inzetbaarheid en het aanpassen van de oploop van de AOW-leeftijd.
Pensioenkortingen
De minister heeft op 20 november 2019 aangekondigd maatregelen te treffen om pensioenkortingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Met de nog te publiceren ministeriële regeling schept de minister een kader waarin komend jaar kortingen kunnen worden voorkomen of verzacht. In hoeverre kortingen worden verzacht, hangt af van de ontwikkelingen op de financiële markten. Met deze maatregelen worden mogelijk niet alle pensioenverlagingen voorkomen.
Het is pas op 31 december 2019 definitief duidelijk welke pensioenfondsen een verlaging van de pensioenaanspraken en pensioenrechten moeten doorvoeren. De hoogte van de korting is afhankelijk van de dekkingsgraad op dat moment.
Hoofdlijnennotitie
Koolmees streeft ernaar om voor de zomer 2020 een hoofdlijnennotitie naar de Tweede Kamer te sturen met daarin de uitwerking van het pensioenakkoord. Bij die hoofdlijnennotitie geeft hij een doorkijk van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en staat hij ook stil bij de financiële positie van de pensioenfondsen op dat moment.
Afschaffing doorsneesystematiek
De afschaffing van de doorsneesystematiek heeft gevolgen voor werknemers die nu pensioen opbouwen. Zonder compensatie kan hun pensioenperspectief verslechteren. De gevolgen verschillen per pensioenregeling en per leeftijdscategorie.
Kabinet en sociale partners zien het als hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om te voorkomen dat deelnemers onevenredig geraakt worden. De randvoorwaarde daarbij is dat de compensatie evenwichtig, zorgvuldig en transparant moet gebeuren, waarbij de belangen van alle deelnemers en pensioengerechtigden in acht worden genomen.
Een evenwichtige overstap vereist dat het nadeel voor bestaande deelnemers adequaat wordt gecompenseerd. Hiertoe worden in het pensioenakkoord verschillende bronnen beschreven. Een van die bronnen is dat werkgevers en werknemersorganisaties op decentraal niveau kunnen besluiten om opgebouwde buffers gericht in te zetten. Het kabinet zal dit wettelijk mogelijk maken.
Wettelijk kader
Het kabinet zal een wettelijk kader scheppen voor de transitie, waar compensatie een onderdeel van is. Er worden onder meer uniforme kaders vastgesteld waaraan de berekeningen van de transitie-effecten moeten voldoen, evenals de informatieverstrekking aan fondsorganen en deelnemers.
Hoe de voorwaarden vervolgens per individueel pensioenfonds worden ingevuld, is aan de sociale partners in de desbetreffende sector, dan wel de partijen die de pensioenovereenkomst sluiten.
Waardeoverdracht
Bestaande pensioenaanspraken en nieuwe pensioenopbouw moeten bij elkaar gehouden worden. Voor het omzetten van opgebouwde pensioenrechten is waardeoverdracht nodig
In de uitwerking van het pensioenakkoord moet uitgebreid aandacht zijn voor het omzetten van bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten. De omzetting moet uiterst zorgvuldig gebeuren.
Een van de voorwaarden voor een collectieve waardeoverdracht is dat de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden geen bezwaren kenbaar hebben gemaakt tegen de collectieve waardeoverdracht. Een bezwaar van één of enkele deelnemers betekent overigens niet dat de hele collectieve waardeoverdracht wordt geblokkeerd. Het bezwaar ziet uitsluitend op de waardeoverdracht met betrekking tot hun pensioenaanspraken of –rechten.
Pensioenovereenkomst
De pensioenovereenkomst, overeengekomen tussen werkgever en werknemer, is aan te merken als een onderdeel van de arbeidsovereenkomst.
Bij wijziging van de pensioenovereenkomst is de hoofdregel dat de pensioenovereenkomst niet eenzijdig kan worden gewijzigd door de werkgever. Instemming van de individuele werknemer is vereist tenzij sprake is van een uitzondering. Dit is bijvoorbeeld het geval als een deelnemer gebonden is aan de pensioenovereenkomst via de verplichtstelling.
Een deelnemer kan ook gebonden zijn via een CAO, via een eenzijdig wijzigingsbeding ofwel via een zogenoemde vervangende instemming door bijvoorbeeld de ondernemingsraad. Indien sprake is van een uitzonderingssituatie is instemming van de individuele deelnemer niet vereist.
Individuele deelnemers kunnen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie gaan indien de deelnemer van mening is dat een aanpassing van de wetgeving leidt tot een inbreuk op het eigendomsrecht. Het Hof hanteert een vast algemeen toetsingskader om te beoordelen of een inbreuk door de Staat kan worden gerechtvaardigd.
Beantwoording Kamervragen n.a.v. principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel