Minister Koolmees van Sociale Zaken geeft antwoord op de vragen over het concurrentiebeding dat werkgever en werknemer kunnen overeenkomen in de arbeidsovereenkomst.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Sociale Zaken hebben de heren Weyenberg (D66) en Gijs van Dijk (PvDA) zich uitgesproken over het concurrentiebeding.
Wildgroei
Weyenberg (D66):
“Het (…) punt is het concurrentiebeding. Daarover heb ik (…) samen met collega Gijs van Dijk van de Partij van de Arbeid een voorstel gedaan. Ik kan mij enkele bijzondere omstandigheden voorstellen waarin je een concurrentiebeding hebt, zodat je niet met je klantenbestand morgen naar de concurrent loopt. Maar ik vind dat er sprake is van wildgroei.
Aan de ene kant is bij tijdelijke contracten nu eigenlijk zogenaamd de regel dat alleen bij zwaarwegend bedrijfsbelang een concurrentiebeding kan. Nou, (…) het is nog schering en inslag. Fysiotherapeuten krijgen gewoon te horen dat zij een concurrentiebeding hebben en niet binnen zo veel tientallen kilometers mogen werken. Het is een vorm van het behouden van je personeel in tijden van krapte. Ik vind dat echt onaanvaardbaar. Deze aanscherping is niet hoe de wet was bedoeld.
Ten tweede zie je bij vaste contracten dat dit gewoon overal en nergens voorkomt. In alle andere landen is het zo dat als je dat concurrentiebeding inroept, wat in feite betekent dat je niet aan het werk kan, je iets van een vergoeding krijgt.”
In het debat over de begroting SZW is de vraag gesteld:
Hoe groot is het probleem? Is hier niet sprake van het schieten met een kanon op een mug?
De minister heeft toegezegd om niet alleen te onderzoeken of er meer voorwaarden aan het gebruik van een concurrentiebeding kunnen worden verbonden, maar ook naar de omvang van het probleem.
Oneigenlijk gebruik
Van Dijk (PvDA):
“Veel mensen in Nederland hebben (…) last van een concurrentiebeding in hun contract. Je kunt je voorstellen dat bepaalde bedrijven zoiets moeten afspreken, bijvoorbeeld voor salesfuncties (…). Voor een cv-monteur of een automonteur kan ik me dat niet voorstellen. Dat is oneigenlijk gebruik van het concurrentiebeding. Is de minister bereid om hiernaar te kijken en om dat in ieder geval voor tijdelijke contracten af te schaffen? Wil hij ook kijken wat hij kan met de vaste contracten?”
Gerechtvaardigd belang
Een werkgever kan een gerechtvaardigd belang hebben bij het overeenkomen van een concurrentiebeding, bijvoorbeeld het beschermen van bedrijfsgeheimen of het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Maar gezien de beperkingen die een concurrentiebeding oplegt aan de werknemer in zijn mogelijkheden om na afloop van het contract een nieuwe baan te vinden of om te starten als zelfstandige in dezelfde branche, is het van belang dat het concurrentiebeding niet oneigenlijk wordt gebruikt, aldus de minister.
Evaluatie Wet werk en zekerheid
Bij de evaluatie van de Wet werk en zekerheid wordt de uitwerking van de maatregel betrokken dat het in principe niet langer toegestaan is om een concurrentiebeding in een tijdelijk contract op te nemen. Daarna kan worden bezien of het nodig is om nadere maatregelen te treffen, zowel voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde als voor onbepaalde tijd. Dat schrijft Koolmees in zijn antwoorden op de vragen van Weyenberg en Van Dijk.
Beperkingen na einde contract
Volgens de Grondwet heeft de werknemer een recht op vrije arbeidskeuze. Hieraan kunnen beperkingen worden gesteld bij wet. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is het toegestaan om een beding in de arbeidsovereenkomst op te nemen “waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn”.
Belang werkgever
Wanneer werkgever en werknemer een concurrentiebeding zijn overeengekomen, kan een werknemer niet of slechts onder restricties in dienst treden bij een concurrent of starten als ondernemer in dezelfde branche. Het belang van de werkgever bij het overeenkomen van een dergelijk beding is gelegen in het beschermen van zijn bedrijfsbelangen en het tegengaan van oneerlijke concurrentie.
Schriftelijk vastgelegd
Tot 1 januari 2015 golden als enige wettelijke vereisten voor een dergelijk beding dat dit schriftelijk wordt overeengekomen en dat de werknemer meerderjarig is.
Uiteindelijk is het aan de rechter om te beoordelen of een concurrentiebeding houdbaar is of niet. De rechter kan het concurrentiebeding vernietigen, beperken in tijd of geografische reikwijdte, of een vergoeding toekennen aan de werknemer.
Zwaarwegend belang
Sinds 1 januari 2015 geldt daarnaast, als onderdeel van de Wet werk en zekerheid, dat geen concurrentiebeding mag worden opgenomen in een contract voor bepaalde tijd, tenzij de werkgever in de formulering van dat beding schriftelijk motiveert dat er zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zijn die het beding noodzakelijk maken.
Als onderdeel van de evaluatie van de Wet werk en zekerheid wordt nagegaan hoe deze maatregel heeft uitgewerkt.
Brief van 26 november 2019 over concurrentiebeding
Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens begrotingsbehandeling van ministerie SZW