Het wetsvoorstel is op 5 februari 2019 aangenomen door de Tweede Kamer en op 28 mei door de Eerste Kamer. Twee moties zijn daarbij aanvaard:
1 De motie-Schalk over ontslag als gevolg van werkweigering in verband met gewetensbezwaar
In deze motie wordt de regering verzocht bij een volgend wetsvoorstel te formaliseren dat de f-grond, namelijk ontslag als gevolg van werkweigering in verband met gewetensbezwaar, geen onderdeel kan zijn van de cumulatiegrond.
2 De motie-Van de Ven en Oomen-Ruijten met het verzoek aan de regering te komen met voorstellen voor nieuw zzp-beleid.
In deze motie wordt de regering verzocht voor de zomer 2019 te komen met de uitwerking van voorstellen voor nieuw zzp-beleid met een definitief tijdpad gericht op een adequate bescherming van de zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt en maatregelen gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Maatregelen
De maatregelen op een rij:
- Een werknemer ontslaan kan straks ook wanneer omstandigheden uit verschillende ontslaggronden samen een redelijke grond voor ontslag opleveren (cumulatiegrond). Met deze nieuwe negende grond kan de rechter omstandigheden combineren.
- Als bij ontslag sprake is van een cumulatiegrond, dan kan de rechter een extra vergoeding toekennen van maximaal een halve transitievergoeding. Dit komt bovenop de transitievergoeding waar een werknemer recht op heeft.
- Werknemers krijgen vanaf de eerste werkdag recht op een transitievergoeding, ook tijdens de proeftijd (nu: na twee jaar).
- Bij ontslag krijgt iedere werknemer een transitievergoeding van een derde maandsalaris per gewerkt jaar.
- Als een bedrijf met 25 of minder werknemers sluit, dan kan de werkgever compensatie krijgen voor de transitievergoedingen. Deze compensatie geldt alleen als de onderneming stopt omdat de werkgever met pensioen gaat, ziek is of overlijdt.
- Werkgevers kunnen een werknemer langer in tijdelijke dienst houden. Ruimere ketenbepaling: drie tijdelijke contracten in drie jaar.
- Werkgevers kunnen personeel met tijdelijke contracten na een pauze van drie maanden weer inhuren (nu pauze van zes maanden). Hierover moeten wel afspraken zijn gemaakt in de cao. Dit kan alleen bij terugkerend tijdelijk werk dat maximaal negen maanden per jaar wordt gedaan.
- De ketenbepaling geldt niet voor tijdelijke invalkrachten in het basisonderwijs en speciaal onderwijs als zij een zieke leerkracht vervangen. Zij krijgen dus niet na een aantal tijdelijke contracten een vast contract.
- Payrollkrachten krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers in dienst van de opdrachtgever. Ook krijgen zij recht op een ‘adequate pensioenregeling’. De uitgangspunten voor een adequaat pensioen staan in een apart besluit. Het ontwerpbesluit adequate pensioenregeling payrollwerknemers treedt 1 januari 2021 in werking. Payrollen blijft mogelijk om opdrachtgevers te ontzorgen.
- Een werkgever moet een oproepwerknemer minstens vier dagen van tevoren oproepen. Oproepkrachten houden recht op loon over die uren als een bedrijf dit werk minder dan vier dagen van tevoren afzegt. In een cao kunnen afspraken worden gemaakt om de termijn van vier dagen te verkorten tot één dag.
- Ook moet een werkgever een oproepkracht na twaalf maanden een contract voor een vast aantal uren geven. Dit moet hetzelfde aantal uren zijn als de werknemer gemiddeld in de afgelopen twaalf maanden heeft gewerkt.
- Werkgevers gaan minder WW-premie betalen voor werknemers die ze vast in dienst nemen. De WW-premie voor vaste contracten wordt vijf procentpunten lager dan voor flexibele krachten. In welke sector een werkgever actief is, heeft geen invloed meer op de hoogte van de WW-premies.
Staatsblad, 2019, 219 van 29 mei 2019
Meer informatie over de Wet arbeidsmarkt in balans