Het doel van de maatregel is dat een deelfiets die zakelijk wordt gebruikt niet meer belast is. De maatregel is vormgegeven zodat voor ov-fietsen, hubfietsen en andere (gedeelde) fietsen een bijtelling van nihil geldt. Als zo’n fiets incidenteel of voor omrijkilometers ook voor privédoeleinden wordt gebruikt, wil het kabinet voorkomen dat alsnog bijtelling voor deze fiets moet plaatsvinden.
Onbelast voor loonheffingen
Werkgevers kunnen er dus vanuit gaan dat elke vorm van deelfietsgebruik in het kader van de dienstbetrekking in principe onbelast is voor de loonheffingen.
Dit is slechts anders als in de praktijk eigenlijk geen sprake is van een deelfiets of als een werknemer de fiets meer dan incidenteel voor woon-werkverkeer tot of vanaf de woning of voor privédoeleinden gebruikt, omdat een werknemer de fiets regelmatig (meer dan bijkomstig) mee naar huis neemt (het woon- of verblijfadres).
Woon- of verblijfadres werknemer
Slechts in die uitzonderingssituaties moet worden getoetst of de fiets bij het woon- of verblijfadres wordt gestald. Bij ‘bij het woon- of verblijfadres van de werknemer stallen van de fiets’ kun je denken aan het stallen van de fiets in de tuin, in de (fietsen)schuur bij het huis of in het appartementengebouw, in een fietsenrek op de stoep binnen enkele meters van de voordeur van de woning en dergelijke plekken. Een verblijfadres kan onder omstandigheden bijvoorbeeld het adres zijn van een partner waar niet mee wordt samengewoond, maar waar een werknemer wel geregeld verblijft.
Als een fiets voor de woning of bij een deelfietsenhub in de buurt kan worden geparkeerd bijvoorbeeld via een app en daarna niet meer exclusief ter beschikking staat aan de werknemer, kwalificeert dat niet als het stallen van de fiets bij het woon- of verblijfadres. Ook niet als de deelfietsenhub zich vlakbij het woon- of verblijfadres bevindt.
Dit kan anders zijn als de fiets wel in de beschikkingsmacht van de werknemer blijft en de hub zich binnen enkele meters van de voordeur van de werknemer bevindt.
Het kabinet vindt dat met deze maatregel voldoende duidelijkheid wordt gegeven aan werkgevers en werknemers over wanneer een bedrag moet worden bijgeteld voor een terbeschikkinggestelde fiets.
Bijtelling van nihil
Voor een ov-fiets, hubfiets, dienstfiets of andere gedeelde fiets geldt een bijtelling van nihil. Voor hubfietsen die alleen worden gebruikt voor de rit van bijvoorbeeld het ov-station naar de werkplek geldt dus dat dit onbelast is voor de loonheffingen.
De bijtelling van nihil geldt ook voor elke zakelijke kilometer die een werknemer op de (deel)fiets rijdt en bijvoorbeeld als een werknemer na een zakelijke afspraak met de ov-fiets even langs de supermarkt fietst of als een werknemer voor een overleg met de dienstfiets een broodje haalt bij een broodjeszaak.
Werkgevers kunnen het ‘niet voor privédoeleinden gebruiken van de fiets’ door werknemers extra borgen door bijvoorbeeld een verbod hierop op te nemen in een overeenkomst. Een extra waarborg dat de fiets niet privé wordt gebruikt, kan het voeren van een sleutelbeleid zijn. Dit is echter allemaal niet noodzakelijk.
Slechts zelden bijtelling
Het kabinet verwacht dat slechts in uitzonderingssituaties een gedeelde fiets moet worden bijgeteld. In de praktijk zijn dit de situaties waarbij een werknemer regelmatig de fiets mee naar huis neemt. Als dit het geval is, dan zal dit vaak duidelijk zijn voor werkgever en werknemer. De wettelijke toets van ‘niet meer dan bijkomstig stallen van de fiets bij het woon- of verblijfadres’ zal daarom in de praktijk nagenoeg nooit nodig zijn.
De Belastingdienst verwacht beperkt discussie over de toepassing van de bijtelling van nihil.
Deelfietsabonnement
De staatssecretaris gaat ervan uit dat een deelfietsabonnement de mogelijkheid bevat om voor een vast bedrag per maand, ongelimiteerd (indien beschikbaar) gebruik te kunnen maken van deelfietsen van een bepaalde organisatie.
Als een werkgever ervoor kiest om een deelfietsabonnement volledig te vergoeden, neemt de werkgever de kosten van de deelfiets voor zijn rekening. In dat geval stelt de werkgever de deelfiets in feite ter beschikking aan de werknemer.
De voorgestelde maatregel zorgt ervoor dat als de werknemer de deelfietsen die via het abonnement worden gebruikt niet meer dan bijkomstig stalt bij het woon- of verblijfadres, er een bijtelling geldt van nihil.
Het is mogelijk voor werkgevers om een deelfietsabonnement te verstrekken dat onbelast is voor de loonheffingen. Als de werknemer de fiets wel meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres stalt, is de werknemer een bijtelling verschuldigd vanwege het privégebruik van de deelfiets. Deze bijtelling is beperkt tot 7% van de waarde van de fiets.
De werkgever kan er ook voor kiezen de bijtelling ten laste te brengen van de vrije ruimte. Als een werkgever daarvoor kiest, is het via gebruik van de vrije ruimte ook mogelijk om een deelfietsabonnement onbelast aan de werknemer te vergoeden.
Stel dat een werkgever niet de volledige kosten van het deelfietsabonnement voor zijn rekening neemt kan er geen sprake zijn van ter beschikking stellen van een deelfiets. In die situatie geldt voor de kostenvergoeding een gerichte vrijstelling van € 0,23 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer). Een hogere kostenvergoeding kan ook onbelast zijn als de werkgever dit deel ten laste brengt van de vrije ruimte.
Schriftelijke afspraak
Een schriftelijke afspraak tussen werkgever en werknemer, waarin wordt vastgelegd dat een ter beschikking gestelde fiets niet mee naar huis mag worden genomen, is in principe voldoende om aannemelijk te maken dat een bijtelling van nihil van toepassing is.

