
Minister Van Hijum van SZW geeft antwoord op vragen van Eerste Kamerleden over het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens).
Knelpunt Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Een belangrijk knelpunt in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is de vormgeving van het uitgestelde uitbetalingsmoment, waarbij deelnemers het bedrag ineens in februari van het jaar na hun AOW-leeftijd konden opnemen. Pensioenuitvoerders hebben aangegeven dat dit zorgt voor veel complexiteit in de administratie, communicatie en keuzebegeleiding.
Aanpassingen
Overleg met de pensioenuitvoerders heeft geleid tot een wetsvoorstel voor aanpassingen van het uitgestelde uitbetalingsmoment. De voorgestelde aanpassingen hebben betrekking op twee aspecten:
- de doelgroep die in aanmerking kan komen voor de mogelijkheid om de betaling uit te stellen; en
- wijziging van de uitkeringsstroom (de wijze waarop het pensioen over de tijd wordt verdeeld) en het uitbetalingsmoment.
Doelgroep
De doelgroep die gebruik kan maken van de uitgestelde uitbetaling is beperkt. Alleen (gewezen) deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken en (gewezen) deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden, krijgen de mogelijkheid om – als zij kiezen voor een bedrag ineens – het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen op het uitgestelde betalingsmoment.
De beperking van de doelgroep zorgt ervoor dat de periode tussen de pensioeningangsdatum (het keuzemoment) en de uitgestelde uitbetaling korter is. Daarmee wordt de kans verkleind op tussentijdse gebeurtenissen in de privésfeer of ontwikkelingen van het pensioen die van invloed kunnen zijn op de hoogte van het ouderdomspensioen. Dat vermindert de complexiteit en uitvoeringskosten.
Uitkeringsstroom
De uitkeringsstroom is aangepast van 100-10-90 (100% periodieke uitkering – 10% bedrag ineens – 90% periodieke uitkering) naar 90-10-90. De totale waarde van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen blijft in omvang gelijk aan de situatie met een uitkeringsstroom 100-10-90.
Uitgestelde betalingsmoment
Op grond van dit wetsvoorstel wordt bij een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens de periodieke uitkering van ouderdomspensioen direct op de pensioeningangsdatum verlaagd naar 90%. Op het uitgestelde betalingsmoment is geen herberekening van de pensioenaanspraken nodig. Dit verkleint de complexiteit voor uitvoerders. Een aanpassing van de uitkering op de pensioeningangsdatum voorkomt een verlaging op het uitgestelde betalingsmoment en is begrijpelijker voor deelnemers.
Het uitgestelde betalingsmoment is in overleg met pensioenuitvoerders aangepast van februari naar januari van het jaar volgend op het jaar waarin de gepensioneerde AOW-gerechtigd wordt. Een uitgestelde betaling in januari sluit beter aan bij de vaste informatiemomenten van pensioenuitvoerders richting (gewezen) deelnemers.
Minder complex
Dit wetsvoorstel dringt de complexiteit voor de deelnemer terug doordat (1) een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens alleen nog maar mogelijk is als het ouderdomspensioen in dezelfde maand ingaat als de AOW-uitkering (of op de eerste van de maand erna), en (2) bij een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens de periodieke uitkering van ouderdomspensioen direct wordt verlaagd. De gevolgen van een keuze voor bedrag ineens voor de periodieke uitkering zijn hierdoor beter te overzien.
Informeren
Een deelnemer maakt de keuze voor bedrag ineens voorafgaand aan de pensioendatum. De Belastingdienst heeft geen gegevens over toekomstige pensioenuitkeringen en kan dus ook geen inzicht geven in consequenties van te maken keuzes die in de toekomst liggen.
Via de pensioenuitvoerder ontvangt de deelnemer wel informatie over de hoogte van het ouderdomspensioen en het bedrag ineens behorende bij de keuze van de deelnemer.
Pensioenuitvoerders zijn ook wettelijk verplicht hun deelnemers te informeren over en te begeleiden bij het maken van keuzes binnen de pensioenregeling. Daarnaast kan de deelnemer via Mijnpensioenoverzicht.nl informatie krijgen over opgebouwde pensioenen.
Niet verplicht
Een deelnemer is niet verplicht om te kiezen voor bedrag ineens. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor de gemaakte keuze en de daarvoor ingewonnen informatie. Deelnemers kunnen nu al op de site van de Belastingdienst een proefberekening maken om een inschatting te maken van de gevolgen van een wijziging van het inkomen voor toeslagen.
Tool voor bedrag ineens
In aanvulling op deze bestaande rekentool zal de regering ook een tool voor bedrag ineens laten ontwikkelen specifiek voor bedrag ineens. In het vooronderzoek naar de tool voor bedrag ineens wordt aandacht besteed aan het doenvermogen van deelnemers.
Individuele doorrekening niet verplicht
De pensioenuitvoerder is niet verplicht om een individuele doorrekening van de gevolgen van bedrag ineens te maken. De uitvoerder kent immers vaak niet de volledige inkomens- en vermogenspositie van de deelnemer. Op 1 juli 2024 is het Besluit gegevensverstrekking voor keuzebegeleiding in werking getreden. Op grond van dat besluit kunnen pensioenuitvoerders wel informatie bij andere pensioenuitvoerders opvragen en gebruiken bij hun keuzebegeleiding. Dit kan niet zonder goedkeuring van de (gewezen) deelnemer.
De uitvoerder wijst de (gewezen) deelnemer nadrukkelijk op mogelijke gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen en waar daarover meer informatie beschikbaar is.
Voorbereiden op keuzemogelijkheid bedrag ineens
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op 25 september 2024. heeft de regering aangegeven in de gaten te zullen houden of uitvoerders zich nog comfortabel voelen bij de huidige beoogde invoeringsdatum van 1 juli 2025 en daarover in overleg te blijven met de sector.
De regering vindt het van belang dat uitvoerders en (gewezen) deelnemers zich goed kunnen voorbereiden op de keuzemogelijkheid bedrag ineens.
Uitvoerders hebben voldoende tijd nodig om de keuzemogelijkheid te implementeren. Deelnemer en gewezen deelnemers moeten tijdig worden geïnformeerd over keuzemogelijkheden om hun pensioen aan te vragen. In de praktijk gebeurt dat 6 tot 9 maanden voor hun pensionering.
Uitstel naar 1 juli 2026?
Het is een gegeven dat de wet niet minimaal 6 maanden vóór 1 juli 2025 in werking is getreden. Ook heeft de regering er oog voor dat de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel een groot beslag legt op de beschikbare capaciteit bij pensioenuitvoerders. Momenteel onderzoekt de regering of uitstel wenselijk is en zo ja, naar welke datum. Daarbij zal de minister in overleg blijven met de sector. Gelet op de samenloop met de transitie lijkt op dit moment uitstel naar 1 juli 2026 het meest realistisch.
Op dit moment is nog geen besluit genomen over uitstel. Uitstel heeft budgettaire gevolgen. Het meest aangewezen moment om te besluiten over uitstel is tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de rijksbegroting.
Nota naar aanleiding van verslag wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens