
Er is niet tijdig aangezegd en daarom is een aanzegvergoeding verschuldigd. Dat oordeelt de kantonrechter.
De werknemer is met ingang van 1 september 2023 bij de werkgever als Senior Juridisch Adviseur in dienst getreden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar. Zijn salaris bedroeg € 8.116 per maand, op basis van een 40-urige werkweek. De arbeidsovereenkomst is na 31 augustus 2024 niet voortgezet.
De werkgever maakt binnen haar organisatie gebruik van software van AFAS. AFAS Insite is een systeem waarin HRM-gerelateerde onderwerpen worden gecommuniceerd met de werknemers van de werkgever. Bij brief van 29 juli 2024 is het einde van de arbeidsovereenkomst van de werknemer aangezegd. Deze brief is door de afdeling HRM via AFAS Insite aan de werknemer gestuurd.
‘Niet aangezegd’
De werknemer heeft bij e-mail van 1 september 2024 aan de werkgever bericht dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst hem niet is aangezegd. Hij was op die datum niet op de hoogte van de aan hem verzonden brief via AFAS Insite. De werknemer maakt daarom aanspraak op betaling van een aanzegvergoeding. De werkgever heeft de aanzegvergoeding niet aan de werknemer betaald.
Schriftelijk aanzeggen
Op grond van artikel 7:668 lid 1 BW had de werkgever de verplichting om uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen de werknemer schriftelijk te informeren over het niet voortzetten daarvan. De aanzegvergoeding is een op de werkgever rustende informatieplicht.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze verplichting ertoe dient om werknemers tijdig duidelijkheid te bieden over hun positie. Aan de inhoud van de aanzegging zijn in de wet geen eisen gesteld. Wel is nadrukkelijk vereist dat de werkgever de aanzegging schriftelijk doet. Onder schriftelijkheid kan ook een elektronische kennisgeving/mededeling worden verstaan. Een mondelinge aanzegging volstaat dus niet.
In de brief van 29 juli 2024 staat:
“(…) Hiermee bevestigen wij dat je arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, 31 augustus 2024 is de laatste dag van je arbeidsovereenkomst met de werkgever (…).”
Voldaan aan informatieplicht?
Tussen partijen is niet in geschil dat deze brief voldoet aan de eis van schriftelijkheid van artikel 7:668 lid 1 BW. Maar tussen partijen is wel in geschil of de werkgever heeft voldaan aan de informatieplicht uit dit artikel, omdat tussen hen vast staat dat de werknemer de via AFAS Insite verzonden brief niet heeft geopend en gelezen. Daarmee heeft de inhoud van de brief de werknemer niet bereikt, terwijl dat op grond van de ontvangsttheorie uit artikel 3:37 lid 3 BW wel vereist is om haar werking te hebben.
De inhoud van de brief heeft ook werking als deze de persoon niet heeft bereikt, maar dat het gevolg is van het handelen van die persoon, of van een omstandigheid die voor risico komt van de persoon zelf. De stelplicht hiervan rust op de werkgever , omdat zij een beroep doet op de rechtsgevolgen.
Aanzegging via AFAS Insite
Volgens de werkgever had de werknemer erop bedacht moeten zijn dat de aanzegging werd gedaan via AFAS Insite, gelet op artikelen 26 en 27 uit de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter volgt de werkgever daarin niet.
Niet duidelijk dat communicatie via digitaal dossier verliep
In die artikelen leest de kantonrechter niet dat de communicatie tussen de werkgever en haar werknemers via AFAS Insite verliep.
In artikel 26 staat dat er een digitaal dossier wordt aangelegd, dat alle relevante documenten worden gescand en dat papieren originelen worden vernietigd.
In artikel 27 staat dat er elektronische loonspecificaties worden verstrekt. Dat de communicatie via dit digitaal dossier wordt gedaan, is in die artikelen niet te lezen. Daarnaast is niet komen vast te staan dat er gedurende het jaar vaker berichten via AFAS Insite aan de werknemer zijn gecommuniceerd. Dat dit is gebeurd, heeft de werkgever – na vragen van de kantonrechter – niet met zekerheid kunnen zeggen. Op basis daarvan had de werknemer dus ook niet hoeven te begrijpen dat dit het communicatiemiddel was.
Geen melding ontvangen
Daarnaast staat vast dat de werknemer geen melding ontving dat er een document voor hem klaar stond in AFAS Insite, als hij AFAS Insite niet opende. Andere feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de werknemer had moeten weten dat de aanzegging via AFAS Insite werd gecommuniceerd, heeft de werkgever niet gesteld.
Voor rekening en risico werkgever
Er zijn daarom geen omstandigheden die ertoe leiden dat het niet ontvangen van de aanzegging voor risico moet komen van de werknemer. Het blijft dus voor rekening en risico van de werkgever dat de inhoud van de brief de werknemer niet heeft bereikt. Dit betekent dat de werkgever niet tijdig heeft aangezegd en dat zij daarom de aanzegvergoeding aan de werknemer is verschuldigd.
Aanzegvergoeding bedraagt € 8.116 bruto
Artikel 7:668 lid 3 BW bepaalt dat de werkgever aan de werknemer een aanzegvergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand.
De werkgever wordt niet gevolgd in het standpunt dat het verzoek van de werknemer niet toewijsbaar is, omdat de werknemer geen bedrag heeft genoemd. De werknemer heeft namelijk wel zijn brutoloon vermeld in zijn verzoekschrift en op grond van de wettelijke bepaling is duidelijk dat dit brutoloon ook het bedrag is van de aanzegvergoeding. Daarover kan geen onduidelijkheid bestaan. Daarbij zijn beide partijen het eens dat het gaat om het netto equivalent van € 8.116 bruto. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 20 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:7294