De kantonrechter beoordeelt eerst of sprake is van een verplichte opleiding die de werkgever kosteloos aan de werknemer had moeten aanbieden. Daarna gaat de rechter in op de vraag of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de werkgever de studiekosten moet betalen.
Verplichte opleiding
In de wet (artikel 7:611a BW) is bepaald dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen om scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Verplichte scholing op grond van toepasselijk Unierecht, nationaal recht, een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan moet de werkgever kosteloos aan de werknemer aanbieden. Ieder beding (zoals een studiekostenovereenkomst) in strijd hiermee is nietig.
De werknemer stelt (onder meer) dat de cao de werkgever verplicht de opleiding tot beveiliger kosteloos aan te bieden. De kantonrechter is het met de werknemer eens en zal dit hierna toelichten.
Wat staat er in de cao?
In artikel 55 van de cao staat het volgende:
“Artikel 55 Verplichte opleidingen
1 Je volgt opleidingen die nodig zijn voor je functie
Je werkgever biedt je de opleidingen aan die nodig zijn om je (toekomstige) functie goed te kunnen uitvoeren. Of omdat dit in de wet staat.
Je bent verplicht om die opleidingen te volgen. Je volgt deze opleidingen aan het instituut dat je werkgever aanwijst.
(…)
- Je werkgever betaalt de kosten van een verplichte opleiding
Je werkgever betaalt 1 keer het inschrijfgeld, lesgeld en examengeld. Behalve als deze kosten op een andere manier worden vergoed.
Ook betaalt je werkgever de reiskosten (volgens artikel 47).”
Cao-norm
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten cao-norm. Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn.
Cao-artikel duidelijk
De kantonrechter is van oordeel dat de tekst van artikel 55 van de cao duidelijk is. Het artikel is ruim geformuleerd. De werkgever draagt de kosten voor de opleidingen die de werknemer nodig heeft (i) om zijn (toekomstige) functie goed te kunnen uitvoeren, of (ii) omdat dit in de wet staat.
De cao kent geen specifieke bepaling over studiekosten voor beroepsopleidingen voor het verkrijgen van een beroepskwalificatie. Nu deze opleidingen niet zijn uitgesloten in artikel 55 van de cao legt de kantonrechter de bepaling zo uit dat ook deze opleidingen vallen onder de reikwijdte van dit artikel.
Uitzondering voor stagiaires
De cao maakt wel een uitzondering voor stagiaires. Uit artikel 14 van de cao volgt namelijk dat de bepalingen over studiekosten niet gelden voor stagiaires. Ondanks de ook gesloten BPV-overeenkomst heeft de werkgever er in dit geval voor gekozen om met de werknemer een (tweede) arbeidsovereenkomst aan te gaat en geen stageovereenkomst. De uitzondering voor stagiaires gaat hier dus niet op.
Opleiding noodzakelijk voor functie
De werknemer beschikte bij indiensttreding niet over het diploma beveiliger om de functie van beveiligingsbeambte te mogen uitvoeren. Hij is daarom door de werkgever aangenomen als aspirant beveiligingsbeambte. Het volgen van de opleiding tot beveiliger was noodzakelijk om deze functie te kunnen vervullen. Alleen tijdens de opleiding kon de werknemer namelijk met toestemming van de Korpschef van Politie zonder diploma voor maximaal 12 maanden beveiligingswerk verrichten.
De opleiding was ook noodzakelijk voor het verrichten van de door de werkgever in het vooruitzicht gestelde toekomstige functie van beveiliger. Aan het criterium voor een verplichte opleiding in de zin van artikel 55 lid 1 onder a van de cao is dus voldaan. Op grond van artikel 55 lid 4 van de cao moet de werkgever daarom de kosten van de opleiding betalen.
Wanneer verplichte opleiding terugbetalen?
In artikel 56 van de cao is bepaald wanneer de werknemer de studiekosten van een verplichte opleiding geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen. Dat is het geval als de werknemer de arbeidsovereenkomst zelf opzegt binnen twee jaar na het behalen van het diploma, of als de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd vanwege een dringende reden – of ontbonden vanwege een reden – die de werknemer heeft veroorzaakt. Het is de kantonrechter niet gebleken dat één van die situaties zich hier heeft voorgedaan.
Verplicht kosteloos opleiding aanbieden
Nu de opleiding verplicht kosteloos moest worden aangeboden op grond van de cao, is de studiekostenovereenkomst nietig. Voor zover de werkgever als verweer heeft gevoerd dat hij mocht afwijken van de cao omdat het een minimum cao betreft, gaat dit verweer niet op. Van de cao mag alleen worden afgeweken als dit positief is voor de werknemer. De studiekostenovereenkomst is dat niet.
De op de werkgever rustende verplichting om de kosten van de opleiding van de werknemer te betalen volgt in dit geval dus (al) uit de cao. Of die verplichting ook voortvloeit uit het nationaal recht hoeft daarom niet te worden beoordeeld. Het door de werkgever hierover gestelde laat de kantonrechter onbesproken.
Redelijkheid en billijkheid
De werkgever heeft aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als hij de studiekosten aan de werknemer moet betalen. de werknemer heeft zich volgens haar onvoldoende ingespannen om de opleiding met succes af te ronden. de werknemer heeft dit betwist.
Inlogproblemen
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken voldoende is komen vast te staan dat de werknemer langere tijd niet heeft kunnen inloggen in de online leeromgeving van het opleidingsinstituut. Op 29 augustus 2023 heeft hierover een gesprek plaatsgevonden tussen het opleidingsinstituut en de werknemer. De werknemer heeft in de dagvaarding aangegeven dat hij daarna daadwerkelijk aan de slag kon met zijn opleiding.
Op de zitting heeft de werknemer weliswaar gesteld dat hij ook na augustus 2023 nog inlogproblemen heeft gehad, maar die stelling heeft hij niet (met stukken) onderbouwd.
Start opleiding vanaf 29 augustus 2023
De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de werknemer in ieder geval vanaf 29 augustus 2023 met zijn opleiding kon beginnen en die opleiding ook nog op tijd met succes had kunnen afronden. Uit de verklaringen van de werknemer op de zitting leidt de kantonrechter echter af dat hij daarvoor op dat moment geen motivatie meer had.
Hoewel het niet afronden van de opleiding het gevolg is van de door de werknemer na augustus 2023 gemaakte keuzes, betekent dit niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de werkgever de studiekosten van de werknemer moet betalen.
Niet aangegeven dat inspanning werd verwacht
Uit niets blijkt namelijk dat de werkgever de werknemer er op enig moment op heeft gewezen dat hij van hem een inspanning verwachtte bij het volgen van de opleiding. Het lijkt misschien vanzelfsprekend, maar in de cao-bepalingen en de (nietige) studiekostenovereenkomst is hierover niets vermeld.
Ook in de loop van het jaar, toen duidelijk werd dat de opleiding niet vlotte, is door de werkgever niet aangegeven dat hij van de werknemer een zekere inspanning verwachtte en dat hij anders (niet alleen niet bij haar kon blijven werken maar ook) de studiekosten zou moeten terugbetalen. Onder die omstandigheden gaat het beroep van de werkgever op de redelijkheid en billijkheid niet op.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter:
- verklaart de tussen partijen op 14 november 2022 gesloten studiekostenovereenkomst nietig;
- veroordeelt de werkgever om aan de werknemer tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.175 met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2024 tot de voldoening;
- veroordeelt de werkgever in de proceskosten.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 4 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6610