Werknemer 1 en werknemer 2 zijn in dienst bij de werkgever. Zij ontvangen naast hun vaste salaris ook een variabele beloning, waarvoor een bonusregeling geldt. In de jaren 2021 en 2022 heeft bij de vaststelling van hun bonussen geen doorberekening van indirecte kosten plaatsgevonden. Dit had volgens de werkgever wel moeten gebeuren. De werkgever wil daarom bij de berekening van de bonus vanaf 2024 deze kosten in aanmerking nemen.
Werknemer 1 en werknemer 2 verzetten zich hiertegen en stellen dat dit zo niet is afgesproken. Zij vorderen dat hun bonussen vanaf 2024 worden vastgesteld op de manier waarop dit in 2021, 2022 en 2023 is of wordt gedaan.
De kantonrechter stelt de werkgever in het gelijk en oordeelt dat een redelijke uitleg van de bonusregeling meebrengt dat ook de indirecte kosten bij de vaststelling van de bonus moeten worden betrokken. De kantonrechter wijst de vordering van werknemer 1 en werknemer 2 af.
SSC recharges buiten beschouwing
Werknemer 1 en werknemer 2 vorderen dat voor recht wordt verklaard dat de werkgever bij het vaststellen van hun variabele beloning over de jaren 2024 en volgende de berekeningswijze moet toepassen zoals die is toegepast over de jaren vóór 2024, waarbij voor de vaststelling van de Cash EBITDA de SSC recharges voor de onderneming en andere (indirecte) kosten buiten beschouwing worden gelaten die niet vóór 2024 in aanmerking zijn genomen.
Werknemer 1 en werknemer 2 stellen zich daarbij op het standpunt dat uit een redelijke uitleg van de overeengekomen bonusregeling (hierna: de bonusregeling) volgt dat bij het berekenen van de bonussen geen rekening wordt gehouden met deze kosten.
Wel rekening houden met SCC recharges
de werkgever stelt zich primair op het standpunt dat uit een redelijke uitleg van de bonusregeling volgt dat juist wel rekening moet worden gehouden met de SSC recharges en dat de vordering van werknemer 1 en werknemer 2 daarom moet worden afgewezen. de werkgever stelt subsidiair dat zij bevoegd is de bonusregeling eenzijdig te wijzigen en doet meer subsidiair een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.
SSC recharges bij vaststelling Cash EBITDA betrekken
De kantonrechter deelt het standpunt van de werkgever dat een redelijke uitleg van de bonusregeling meebrengt dat de SSC recharges en andere indirecte kosten bij de vaststelling van de Cash EBITDA moeten worden betrokken. Dit oordeel wordt hierna nader toegelicht.
Toetsingskader uitleg bonusregeling
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de bonusregeling. De uitleg van deze regeling moet plaatsvinden aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Volgens die maatstaf komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen (of de bewoordingen) mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het gaat dus om de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen.
Bonusregeling strekt tot toekenning beloning voor bijdrage in winst
de werkgever betoogt dat bij de uitleg van de bonusregeling als uitgangspunt moet worden genomen dat deze regeling ertoe strekt dat werknemer 1 en werknemer 2 een beloning ontvangen voor hun bijdrage in de winst van de onderneming. Dit uitgangspunt is door werknemer 1 en werknemer 2 niet betwist en blijkt ook uit de bewoordingen van de bonusregeling zelf.
Cash EBITDA
Voor de berekening van de bonussen wordt immers aangesloten bij de Cash EBITDA conform de boekhoudkundige regels van de werkgever. EBITDA is een afkorting van Earning Before Interest Tax Depreciation and Amortisation, oftewel winst vóór aftrek van rentekosten, belastingen, afschrijvingen en afboekingen.
Alle redelijke kosten meenemen
Omdat de Cash EBITDA gekoppeld is aan de winst, ligt het voor de hand dat bij het bepalen van de bonussen alle redelijke kosten worden meegenomen die volgens de boekhoudkundige regels van de werkgever bij het vaststellen van de cash EBITDA van de onderneming in aanmerking moeten worden genomen.
SSC recharges zijn redelijke kosten
De werkgever heeft toegelicht hoe de SSC recharges volgens de boekhoudkundige regels aan de divisies worden doorberekend en vervolgens aan de onderneming kunnen worden toegerekend. Het gaat daarbij om de kostenposten Huur/facilitair, Finance, HR, ITS, Legal en risk en Management. Tussen partijen is niet in geschil dat deze SSC recharges op zich redelijke kosten zijn die bij het bepalen van de winst in aanmerking moeten worden genomen.
Totstandkoming bonusregeling
Werknemer 1 en werknemer 2 stellen zich echter op het standpunt dat voor hen een afwijkende regeling is overeengekomen, in die zin dat bij het vaststellen de Cash EBITDA geen indirecte kosten zoals de SSC recharges in aanmerking zouden worden genomen. Zij verwijzen in de eerste plaats naar de wijze waarop de bonusregeling tot stand is gekomen. Dit was in het kader van de vervanging van een medewerker, waarbij het hun wens was om aan te sluiten bij het salaris dat de medewerker destijds verdiende.
Concrete aanknopingspunten ontbreken
De wens van werknemer 1 en werknemer 2 om evenveel als de medewerker te verdienen is weliswaar een gezichtspunt dat meeweegt bij de uitleg van de bonusregeling, maar is op zichzelf echter onvoldoende om de bonusregeling zo uit te leggen dat bij het bepalen van de Cash EBITDA van de onderneming afwijkende boekhoudkundige regels zouden gelden om tot het door werknemer 1 en werknemer 2 gewenste resultaat te komen. Om dit aan te nemen zijn concrete aanknopingspunten nodig, die ontbreken.
Volgens de kantonrechter is namelijk niet gebleken dat werknemer 1 en werknemer 2 en de werkgever bij de onderhandelingen over de bonusregeling over 2020 zijn overeengekomen dat bij de vaststelling van de Cash EBITDA geen rekening zou worden gehouden met SSC recharges of ander indirecte kosten.
De werkgever heeft er terecht op gewezen dat de doorbelasting van deze kosten rond 2020 nog niet aan de orde was, omdat de onderneming toen nog een zelfstandige onderneming was en zelf bepaalde kosten had. Bij de vaststelling van de Cash EBITDA werd daarom binnen de onderneming rekening gehouden met de kosten die de onderneming zelf had gemaakt.
Nog geen doorbelasting kosten rond 2020
Werknemer 1 en werknemer 2 hebben op de zitting gesteld dat er vanaf 2016 al indirecte kosten waren die de werkgever niet bij de onderneming in rekening bracht. De werkgever heeft dit echter betwist en werknemer 1 en werknemer 2 hebben deze stelling onvoldoende nader onderbouwd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de onderneming zelf de kosten droeg die zij voor het genereren van de omzet moest maken en dat er rond 2020 nog geen sprake was van doorbelasting van kosten die door de werkgever werden gemaakt.
Uitvoering bonusregeling
Werknemer 1 en werknemer 2 stellen dat bij de uitleg van de bonusregeling ook rekening moet worden gehouden met de wijze waarop de regeling in de loop van de jaren is toegepast. Dit is de afgelopen jaren steeds hetzelfde geweest, dus zonder doorbelasting van indirecte kosten. De enige uitzondering hierop waren de huurkosten, die in 2021 nog slechts gedeeltelijk en daarna niet meer zijn doorbelast.
Ook dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat er met werknemer 1 en werknemer 2 is afgesproken dat de indirecte kosten niet hoefden te worden doorbelast. De werkgever heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat dit van zijn kant geen bewuste keuze is geweest.
Kosten verschoven naar werkgever
De werkgever heeft toegelicht dat de eigen kosten van de onderneming vanaf 2021 zijn verminderd door het wegvallen van de huurkosten en vanaf 2022 ook nog eens door de invoering van het Shared Service Center. Deze kosten zijn dus verschoven van de onderneming naar de werkgever en zijn per ongeluk in 2021 en 2022 niet intern aan de onderneming doorbelast. Dit kwam omdat de bonussen van andere werknemers van de werkgever worden vastgesteld op basis van de resultaten van de de werkgever groep als geheel. Om die reden hoefde er binnen de divisies van de werkgever geen verdere doorbelasting van SSC recharges plaats te vinden naar de verschillende units waar deze werknemers werkzaam zijn.
Bonussen vastgesteld op basis van resultaten
Na de fusie tussen de werkgever en de onderneming is dit anders geworden: immers voor de bonusregeling van werknemer 1 en werknemer 2 (en alleen voor die van hen) geldt dat de bonussen worden vastgesteld op basis van de resultaten van de onderneming – en dus niet van de werkgever als groep -, waardoor doorbelasting van de SSC recharges naar deze unit nodig is. Dit is in de jaren 2021 en 2022 ten onrechte nog niet onderkend.
Aannemelijkheid rechtsgevolgen uitleg bonusregeling
Werknemer 1 en werknemer 2 betogen ten slotte dat de uitleg die zij aan de bonusregeling geven leidt tot een aannemelijk rechtsgevolg, namelijk een bonus die door de jaren heen steeg, en de uitleg die de werkgever aan de bonusregeling geeft niet. Zij stellen in dit verband dat de bonussen vanaf 2019 tot en met 2023 redelijk in de pas liepen met de vastgestelde Cash EBITDA en de gerealiseerde omzetgroei.
Als bij de vaststelling van de Cash EBITDA wel de SSC recharges zouden zijn doorbelast, zou er in 2020 helemaal geen aanspraak zijn geweest op een bonus en over de jaren daarna slechts een minimaal bedrag. Dit terwijl de omzet en de resultaten van de onderneming vanaf 2019 substantieel zijn gestegen. De bonus over 2022 zou dan ongeveer € 17.500 minder zijn dan de bonus over 2019 en 2020, toen de onderneming nog een zelfstandige entiteit was en al haar kosten die bij haar omzet hoorden waren opgenomen in de Cash EBITDA. Volgens werknemer 1 en werknemer 2 blijkt hieruit dat de werkgever op een andere wijze dan voorheen kosten aan de onderneming toerekent.
Bonussen niet effectief minder geworden
Volgens de kantonrechter is echter niet gebleken dat de bonussen van werknemer 1 en werknemer 2 op basis van de nieuwe berekening effectief minder zijn geworden. De werkgever heeft er terecht op gewezen dat in 2022 een deel van het variabele loon van werknemer 1 en werknemer 2 vast is geworden. Het is gelet hierop niet onlogisch dat de hoogte van hun bonussen zouden zijn gedaald wanneer de SSC recharges in aanmerking waren genomen.
Omzet gestegen maar kosten ook
De werkgever heeft verder gesteld dat de omzet van de onderneming door de jaren heen weliswaar is gestegen, maar dat de kosten om deze omzet te genereren ook zijn gestegen als gevolg van een algemene stijging van de prijzen.
De werkgever heeft toegelicht dat Facility (huur, servicekosten en receptiemedewerkers) en IT (laptops, hardware en licenties) daarbij de grootste kostenposten zijn. Deze kosten kwamen eerst voor rekening van de onderneming en zijn later bij SSC zijn komen te liggen. werknemer 1 en werknemer 2 hebben dit niet gemotiveerd weersproken.
Geen stijgende lijn bonus is geen onaannemelijk rechtsgevolg
De omstandigheid dat de bonussen, berekend volgens de uitleg die de werkgever aan de bonusregeling geeft, vanaf 2019 geen stijgende lijn laten zien, betekent daarom niet dat de uitleg die de werkgever aan de bonusregeling geeft tot een onaannemelijk rechtsgevolg leidt en de uitleg die werknemer 1 en werknemer 2 daaraan geven wel een aannemelijk rechtsgevolg heeft.
Alle indirecte kosten betrekken
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bonusregeling zo moet worden uitgelegd dat bij de vaststelling van de Cash EBITDA op grond van de bonusregeling ook de SSC recharges en andere indirecte kosten moeten worden betrokken. Dit betekent dat de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht afwijst.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 13 november 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6188