In deze zaak is onder meer aan de orde of een voormalige werkneemster op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) recht heeft op inzage in een adviesaanvraag van de werkgever aan een derde en in het advies van die derde aan de werkgever over het arbeidsgeschil tussen de werkgever en de werknemer. Wat oordeelt de Hoge Raad?
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De werknemer was in dienst van de rechtbank Noord-Holland. Op enig moment is de werknemer arbeidsongeschikt geraakt en is tussen de werknemer en de rechtbank Noord-Holland een arbeidsgeschil ontstaan. De rechtbank Noord-Holland heeft advies gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) over het arbeidsgeschil en de Rvdr heeft de rechtbank daarover geadviseerd. De arbeidsovereenkomst is na mediation beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst.
(ii) De werknemer heeft vervolgens verzocht om inzage in haar persoonsgegevens (het inzageverzoek).
(iii) De rechtbank Noord-Holland heeft, voor zover van belang, bij brief van 29 juni 2021 als volgt gereageerd op het inzageverzoek:
“Het inzagerecht volgens artikel 15 AVG is beperkt tot persoonsgegevens. Alle u betreffende persoonsgegevens waarover de Rechtbank Noord-Holland beschikt zijn opgenomen in bijlage A. Het merendeel van de stukken waarin uw persoonsgegevens voorkomen maakt deel uit van het P-dossier dat zich bij P-Direkt bevindt, zodat u zelf in de gelegenheid bent om daarvan kennis te nemen. (…)
Met uitzondering van twee in bijlage A genoemde documenten, het verzoek van de Rechtbank Noord-Holland aan en het daarop volgende advies van de Raad, zijn alle u betreffende persoonsgegevens waarover de Rechtbank beschikt dus voor inzage beschikbaar via P-Direkt, of in uw bezit. (…)
Het verzoek van de Rechtbank Noord-Holland aan en het daarop volgende advies van de Raad maken onderdeel uit van het onderhandelingsproces ten behoeve van het oplossen van een conflict waarin de Rechtbank en u terecht zijn gekomen. Zeker omdat dit proces nog niet is afgerond met het ondertekenen van de (vaststellings)overeenkomst, wordt het verzoek tot inzage in deze twee stukken niet toegewezen.”
(iv) Nadien heeft de werknemer de rechtbank Noord-Holland nogmaals verzocht om verstrekking van de documenten die zij in haar inzageverzoek heeft genoemd.
(v) Daarop heeft de rechtbank Noord-Holland 26 kopieën van documenten uit het Arbo-dossier van de werknemer en 81 kopieën van documenten uit P-Direkt aan de werknemer verstrekt.
Verzoek om inzage
Op de voet van art. 35 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) verzoekt de werknemer in deze procedure, voor zover in cassatie van belang, haar inzage te geven in de in het verzoekschrift gespecificeerde gegevens, waaronder het advies van de Rvdr en het feitelijk kader dat de rechtbank Noord-Holland heeft geformuleerd in het kader van de adviesaanvraag aan de Rvdr.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
Oordeel hof
Het hof oordeelt op dit punt als volgt.
Op grond van art. 15 AVG kan een betrokkene van een verwerkingsverantwoordelijke verlangen dat wordt meegedeeld of er persoonsgegevens worden verwerkt en als dat zo is, dat inzage in die gegevens wordt verstrekt.
Ook moet dan de informatie als genoemd in de onderdelen a tot en met h van art. 15 AVG worden verstrekt. Dat wil zeggen informatie over de verwerkingsdoeleinden, de categorieën van gegevens, bewaartermijnen of -criteria, informatie over verbeterings- en verwijderingsrechten, alsmede het recht om te klagen bij de toezichthouder, informatie over de herkomst van de gegevens, tenzij deze bij de betrokkene zelf zijn verkregen, en informatie over eventuele geautomatiseerde besluitvorming en profilering, waaronder nuttige informatie over de onderliggende logica en het belang en de gevolgen van de verwerking voor de betrokkene.
Aan deze verplichtingen heeft de rechtbank Noord-Holland voldoende voldaan met de brief van 29 juni 2021 en de daarbij horende bijlagen A en B. Iets anders is door de werknemer ook niet betoogd.
Hiermee is ook voldaan aan de voorwaarde van art. 5 AVG dat de persoonsgegevens zijn verwerkt op een wijze die ten aanzien van de werknemer rechtmatig en behoorlijk is en is het haar duidelijk dat en in hoeverre haar persoonsgegevens worden, dan wel werden verzameld, gebruikt en geraadpleegd door de rechtbank Noord-Holland.
Niet in strijd met AVG gehandeld
Het enkele feit dat nadien aan de werknemer nog stukken ter beschikking zijn gesteld (stukken waarvan zij niet stelt dat die haar niet al bekend waren) omdat deze in het niet meer voor de werknemer toegankelijke digitale P-Direkt dossier zaten en er door de rechtbank Noord-Holland nog gecontroleerd is of er zich in de systemen nog andere stukken bevonden met persoonsgegevens van de werknemer, wil nog niet zeggen dat in strijd met de AVG is gehandeld.
Er bestaat dan ook geen reden om al om deze reden aansprakelijkheid aan te nemen en/of af te wijken van regels omtrent de bewijslastverdeling met betrekking tot de beschikbare gegevens. In dat kader heeft namelijk te gelden dat wanneer een verwerkingsverantwoordelijke stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem rust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat een bepaald document er toch is.
In beginsel recht op inzage
Het hof stelt voorop dat de adviesaanvraag en het advies “persoonsgegevens” zijn in de zin van art. 4 aanhef en onderdeel 1 AVG. De waarderingen en/of beoordelingen van de in het arbeidsgeschil bestaande feiten en omstandigheden die deze stukken bevatten passen bij de ruime uitleg die de AVG beoogt te geven aan dat begrip. De werknemer heeft om die reden in beginsel recht op inzage in deze stukken.
Recht op inzage kan worden beperkt
Uit art. 23 AVG jo art. 41 lid 1 aanhef en onderdeel i UAVG volgt dat dit recht op inzage kan worden beperkt indien dit in het individuele geval noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van “de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen”. Onder “anderen” dient ook de verwerkingsverantwoordelijke te worden verstaan.
Vertrouwelijke stukken
In dit geval gaat het als gezegd om vertrouwelijke stukken die inzage geven in (de totstandkoming en inhoud van) de onderhandelingspositie van de rechtbank Noord-Holland in het arbeidsgeschil met de werknemer. De rechtbank heeft op grond van art. 6 lid 1 EVRM echter het recht deze inzage te weigeren.
De rechtbank Noord-Holland heeft er een zwaarwegend belang bij om in vrijheid en beslotenheid een standpunt in het arbeidsgeschil met de werknemer te bepalen en de verdediging tegen of het instellen van een rechtsvordering/verzoek voor te bereiden.
Recht om inzageverzoek af te wijzen
Het oordeel van het hof komt erop neer dat het gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Holland het recht heeft om dit inzageverzoek af te wijzen, omdat afwijzing noodzakelijk en evenredig is met het oog op de bescherming van het zwaarwegende belang van de rechtbank Noord-Holland om in vrijheid en beslotenheid haar standpunt in het arbeidsgeschil met de werknemer te bepalen en de verdediging tegen of het instellen van een rechtsvordering of verzoek voor te bereiden.
Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. De omstandigheid dat het arbeidsgeschil met de werknemer al is beëindigd door middel van een buiten rechte gesloten vaststellingsovereenkomst, maakt dat niet anders.
Zoals het hof terecht heeft overwogen, kan een vrije en ongestoorde gedachtewisseling ook in het gedrang komen als een partij er vooraf rekening mee moet houden dat zij haar wederpartij na afloop van het geschil inzage moet verschaffen in de gedachtewisseling die ten grondslag heeft gelegen aan het innemen van haar standpunt in dit geschil. Dat oordeelt de Hoge Raad.